Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 22-06-2022

een boterhart hebben

betekenis & definitie

(1912) (Amsterdam) weekmoedig, week van hart zijn. Een syn. uit Vlaanderen: een hart van koekebrood* hebben.

• Jei hep t'r auk sau'n bauterhèrt!.... hoonde Neel sarcastisch. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• De conflicten worden steeds scherper en tenslotte is Penny het ondanks zijn boterhart met zijn vrouw eens en daar hijzelf in bed moet blijven, draagt hij Jody op het hertje ln het bosch aan een boom te binden en dood te schieten. (Het vaderland, 23/10/1940)
• Soms hebben we de indruk, dat er drie mensen in Nederland zijn, die in het bijzonder pijn aan deze situatie beleven: de nog altijd over dit onderwerp schrijvende oudminister Van de Kieft omdat het zoveel geld kost, de heer H. H. Buisman omdat zijn eerlijke boterhart er tegen in opstand komt en oud-minister Vondeling, omdat hij het voorzitterschap van de zuivelkommissie op zich heeft genomen. (Leeuwarder courant, 28/10/1960)
• Een ander gezegde dat veel minder algemeen is, maar prachtig de weekheid van gemoed van een goedig mens typeert is, ‘je hebt ’n boterhart.’ (Jan Berns: Hij zeit wat. De Amsterdamse volkstaal. 1993)

< >