(1906) (Barg.) boksijzer.
• (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Soms zet zoo’n jongen op een grienen (huilen), of er komt mot (ruzie) door de kit (boosheid) van den geplukte. Dan gaan ze kloppen, dobberen (doppen), knokken, rammen, looien, wat allemaal vechten beteekent Veelbelovende jonge looiers maken daarbij soms gebruik van een dolver (boksijzer), waarmee je een venijnigen peut, mep of kink kunt uitdelen. (de Sumatra Post, 26/11/1923)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
Gepubliceerd op 01-06-2020
dolver
betekenis & definitie