(1978) (scheldw.) naar persoon (man of vrouw).
• De Zeedijk heeft een heel ander jargon. Een rotwijf, zo heb ik me laten uitleggen, noem je daar een bloedbak — een rotvent een etterbak. Die twee begrippen mag je niet door elkaar halen, want dan ben je een duidelijke buitenstaander. (Nieuwsblad van het Noorden, 21/08/1978)
• Ria en ik gingen scheiden. Onmiddellijk dook Klaas erbovenop, die bloedbak. (Kees van Beijnum: Over het IJ. 1991)
• Bloedbak (ook ‘bloedbak van ’n kerel) zeer akelige man, aterling. (B.J. Martens van Vliet: De vollekstaol van de stad Uterech. 2008)
• Ze noemde hem in haar getuigenis een 'bloedbak' en had er ook niet over gepiekerd om naarde begrafenis van haar vader te gaan. (Peter R. de Vries: Een moord kost meer levens. 2009)
•... op de dag datie vrijkwam, op diezelfde dag nog, is ie 'm gesmeerd, die bloedbak. Spoorloos. (Philip Snijder: Bloed krijg je er nooit meer uit. 2016)