(1906) (Groningen, Drenthe) mond; tong. 'Hou je blebberd'. Een 'blebberd' is ook een schreeuwer.
• blebberd, ook blabberd (Eelde) — persoon, die ongemanierd en ruw altijd het hoogste woord voert. (J. Bergsma: Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. 1906)
• Blebberd = hlèriek, schreenwlelikerd. (K. ter Laan: Nieuw Groninger woordenboek. 1924-1929)
• (Eigentijds Nederlands. Grote Koenen. 1986)
• (G.H. Kocks: Woordenboek van de Drentse Dialecten. 1996-1997)