Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 27-02-2020

apetoeter

betekenis & definitie

(2007) (inf.) erg dronken.

Syn.: apelazarus*.
• Ik ging ook maar bier drinken en raakte in gesprek met drie Haarlemse meis-jes, alledrie in Amstel-shirt. Een paar uur later kwam ik hen opnieuw tegen op het Vrijthof. ‘Ik was meteen apetoeter,’ zei een van de meisjes. (Peter Winnen: Pedaalridder. 2007)

< >