(1972) (Oostende, vissers) twee gehoorbeentjes in de kaken van een kabeljauw.
• Adam-en-Eva. z.n. (mv. - s), vklw. - tsje ; m. : otolithen, naam van de twee gehoorbeentjes in de kaken van de kabeljauw ; adam-én-eva, da zien twi bintsjes van de kaakn van kabbelows, die je moe droogn, én tonne in joen portefuie steekn, da’s giuk : adam-én-eva zijn twee beentjes van de kaken van kabeljauw, en die moet je drogen, dan in je geldbeugel stoppen, dat betekent geluk ; ook : pier én pol. (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 1972)