1. een van de meest voorkomende romeinse voornamen, in latijnse teksten gewoonlijk afgekort tot M.
2. Marcus de evangelist
Marcus stamde volgens Hand 12,12 uit Jeruzalem en had als dubbele naam Johannes. Hij vergezelde Paulus en Barnabas op hun eerste missiereis (Hand 12,25; 13,5). Hij scheidde zich later af (Hand 13,13) en daarom wilde Paulus hem op zijn tweede reis niet meer meenemen, wat leidde tot verwijdering tussen Paulus en Bamabas (Hand 15, 39). Het geschil is blijkbaar later weer bijgelegd, want in Phm 24 en Col 4,10 treffen we hem weer bij Paulus aan (wanneer het daar tenminste om dezelfde persoon gaat). Volgens 2Tim4,11, waarschijnlijk een stuk van een authentieke Paulus-brief, vraagt Paulus zelfs naar hem. 1Pt vermeldt, dat Marcus bij Petrus in Babylon (d.i. Rome) is.
Daaruit is waarschijnlijk de traditie ontstaan, dat Marcus de tolk van Petrus was (Papias bij Eusebius, Hist, eccles. 3, 39.15) en volgens zijn prediking het ev schreef (ib. 2.15). Achter deze voorstelling van zaken zit waarschijnlijk de behoefte de evv tot een apostel te herleiden. Dezelfde Eusebius noemt hem als stichter van de gemeente van Alexandrië (Hist. eccles. 2,16; 21,1). Daar de Alexandrijnen Clemens en Origenes deze traditie niet kennen, moet zij wel verklaard worden uit de behoefte de bisschoppen van de christelijke metropolen van een apostolische figuur af te leiden. Venetië eist de eer op zijn relieken te bezitten en voert de Marcus-leeuw als wapen. In de anti-marcionitische oorlog heet hij colobodactylus (stompvinger).
Lit. Zie Marcus-evangelie. J. C. Fenton, Paul and Mark (Memory Lightfoot, Oxford 1955, 59-112). E.
Stauffer, Der Methurgeman des Petrus (Festschr. J. Schmid, Regensburg 1963, 283-293). E. M. Blaiklock, Mark.
The Man and the Message (Chicago 1967). K. Niederwimmer, Johannes Markus und die Frage nach dem Verfasser des zweiten Evangeliums (ZNW 58, 1967, 172-188). [Bouwman]
3. Marcus, bisschop van Rome (18-1-336 tot 7-10-336), benoemde de bisschop van Ostia tot consecrator van de bisschop van Rome. Hij bouwde o.a. de kerk voor Sancta Balbina aan de Via Ardeatina, waar hij ook werd bijgezet. Onecht is een op zijn naam staande brief aan Athanasius (MPL 8,854). [Bartelink]