Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

EXORCIST

betekenis & definitie

Exorcist (εξορκιστης).

De praktijk van het bezweren van boze geesten is bekend uit het NT en was ook bij joden en heidenen gebruikelijk. Uit de eerste tijden van het christendom bezitten wij talrijke getuigenissen voor duivelbezweringen (o.a. Tertullianus, Apologeticum 23; Minucius Felix, Octavius 27; Cyprianus, Ad Demetrianum 14; Origenes, Contra Celsum 6,4). Enkele niet-officiële christelijke bezweringsformules zijn bewaard gebleven op papyrus en ander materiaal, magische bezweringen die te onderscheiden zijn van de kerkelijke exorcismen. In christelijke geschriften vinden wij verder pre-liturgische exorcismen (bv. in de apocriefe Apostelakten). Als kerkelijke functie is voor het eerst een exorcista vermeld in een brief van paus Cornelius (gest. 253), vervolgens op verschillende epitafen. In de kerk van het Oosten was de exorcist iemand die het charisma bezat van de bezwering van boze geesten, maar daar werd hij niet tot een kerkelijke functionaris. In het westen werd het exorcistaat de tweede van de ordines minores (lagere wijdingen). Tot de taak van de exorcist behoorde de handoplegging op de door de duivel bezetenen en het exorciseren van de catechumenen.Lit. H. Leclercq (DAL 5, 964-978). J. Forget (DTC 5, 1762-1780). Fr. Pfister (RAC 2, 169-176). - F. Wieland, Die genetische Entwicklung der sogenannten Ordines minores in den drei ersten Jahrhunderten (RQ Suppl. 7, 1897, 114-132; 172174). F. J. Dölger. Der Exorzismus im altchristlichen Taufritual (Paderborn 1909). J. Ysebaert, Greek Baptismal Terminology (Graecitas Christianorum primaeva 1, Nijmegen 1962). [Bartelink]

< >