Eupolis (Ευπολις) van Athene, met → Aristophanes en Cratinus de belangrijkste attische dichter van de z.g.
Oude Komedie. Van zijn leven is weinig bekend; zijn literaire werkzaamheid viel, voor zover we kunnen nagaan, tussen 430 en 410. Aanvankelijk was hij bevriend met Aristophanes, later bekoelde de verhouding. Zevenmaal zou Eupolis de eerste prijs gewonnen hebben. Van 14 — volgens anderen 17 stukken kennen we de titels en bezitten we, ook op papyri, meer dan 400 fragmenten.Zijn Χρυσουν γενος; (De gouden eeuw; opgevoerd in 424, in hetzelfde jaar als de Ridders van Aristophanes) koos → Cleon, zijn Μαρικας; (Wellusteling; 421) → Hyperbolus als doelwit; naar aanleiding van dit laatste stuk werd hij door Aristophanes van plagiaat beschuldigd. In de Κολακες; (De vleiers; eveneens van 421) richtte Eupolis zijn aanvallen op → Callias, Protagoras en andere sofisten, in de Βαπται (De dopers; 416 of 415) tegen Alcibiades. Betrekkelijk goed is ons Eupolis’ blijspel Δηποι (De gemeenten) bekend, opgevoerd in 412 vC na de noodlottige afloop van de atheense expeditie naar Sicilië; in dit stuk worden door Myronides vroegere staatslieden (Solon, Miltiades, Aristides, Pericles) uit de Hades naar de aarde teruggebracht om advies te geven in de benarde situatie. In de oudheid werd Eupolis hooglijk geprezen om zijn vindingrijkheid en de elegantie van zijn trefzekere geestigheid.
Lit. Fragmenten bij T. Koek, Comicorum Atticorum Fragmenta 1 (Leipzig 1880) 258-369 en, met engelse vertaling, bij J. Edmonds, The Fragments of Attic Comedy 1 (Leiden 1957) 310-447, 978-994. - G. Kaibel (PRE 6, 1230-1235). GGL 1, 4, 111-137. [Nuchelmans]