Eponiem (van επωνυμος, ’naamgever’).
I. In het oude Mesopotamië bestonden vier methoden om een bepaald jaar aan te duiden:
1. naar het regeringsjaar van de heerser,
2. met de speciale naam die vanwege de overheid aan het jaar gegeven werd,
3. naar de seleukidische of arsakidische era (natuurlijk alleen in de late tijd),
4. naar een speciaal aangewezen ambtenaar, die zijn naam aan het jaar gaf, de eponiem, assyrisch limu.
Deze laatste mogelijkheid werd buiten Assyrië niet toegepast.
De selectie van de eponiem geschiedde vermoedelijk (oorspronkelijk?) door het lot. Er is nl. een dobbelsteenachtig voorwerp met de naam van een zekere Jahalu, die driemaal eponiem was, in 833, 824 en 821, bewaard gebleven, dat heet diens puru (’lot’ zie Purim) te zijn. Op deze dobbelsteen staat o.a. geschreven dat er tijdens zijn (mogelijk?) eponimaat voorspoed zou heersen. Tegen loting spreekt echter de waarneming dat zeker in de 8e eeuw vC een zekere regelmaat in de opeenvolging van eponiemen valt vast te stellen.
Het behoeft geen betoog dat de bewaarde eponiemenlijsten van groot belang zijn zowel voor de vaststelling van de chronologie als voor de datering van andere documenten. We hebben hier eigenlijk te maken met een soort kroniek. In een exemplaar van een dergelijke eponiemenkroniek wordt voor het eponimaat van Bursagale een zonsverduistering genoemd, welke identiek geacht moet worden met die van 15 juni 1763 vC, waarmee een vast verband gevonden is met onze jaartelling. De bewaarde lijsten geven ons de volgorde van de e.en tussen 890 en 648 vC.
Lit. A. Ungnad (RLA 2, 412-457; vgl. E. F. Weidner, AfO 17, 308-318). Voorna 648: M. Falkner (AfO 17, 100-120). Middelassyrische periode: H. A. Fine, Studies in Middle-Assyrian Chronology and Religion (Cincinnati 1955). Oud-assyrische periode: K. Balkan, The Chronology of the Karum Kanis (Ankara 1955) 79-101; vgl. Id., Letter of Anumhirbi to Warsama (ib. 1957) 62v. [Van Driel]
II. Bij de Grieken heette eponiem degene die zijn naam gaf aan een persoon of zaak, o.a.
1. de god of heros naar wie een stad (Apollonia naar Apollo), een phyle (de attische phyle Cecropis naar Cecrops) of een deme (de attische deme Icaria naar Icarius) heette;
2. de hoge magistraat met wiens naam in de tijdrekening het jaar werd aangeduid, bv. de eponieme archont in Athene (vgl. de → consuls in Rome). [Nuchelmans]