Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

EPISCOPUS

betekenis & definitie

Episcopus (επισκοπος, ’opziener’, bisschap), oudchristelijke benaming voor een kerkelijke functionnaris, naast verschillende andere benamingen die minder frequent zijn en niet tot termini technici zijn geworden als: ποιμην, προεστως, ηγουμενοι. προισταμενοι, antistes, pontifex, praepositus, praesul, sacerdos.

Voor het eerst vinden wij bij Ignatius van Antiochië (ca. 110 nC) een duidelijke hiërarchische ordening, waarbij de christengemeente geleid werd door één episcopus, bijgestaan door een college van presbyteri (presbyterium) en diakens. Het monarchisch episcopaat vindt men dan blijkens Ignatius’ brieven in tal van gemeenten. In de Didache is nog sprake van επισκοποι en διακονοι, en in de eerste brief van Clemens Romanus worden de leiders van de gemeente te Corinthe επισκοποι και διακονοι en ook πρεσβυτεροι genoemd. Hoe de ontwikkeling tot het monarchisch episcopaat verlopen is kunnen wij uit de weinig talrijke documenten moeilijk volgen. De term episcopus werd al spoedig in het latijn als terminus technicus overgenomen.

Aanvankelijk kende men slechts één christengemeente per plaats en alleen in de steden. Sedert de 2e eeuw stond een episcopus aan het hoofd daarvan. Later kregen de grotere gemeenten verschillende kerken (te Rome tituli geheten; zie J. Kirsch, Die römischen Titelkirchen im Altertum, Paderborn 1918). In de loop van de 3e eeuw ontstonden ook op het land in de kleinere plaatsen christelijke gemeenten, die door priesters onder de stadsbisschop werden bestuurd (Gallië, Spanje). In Africa en Italië werden daarover ook bisschoppen aangesteld. In het Oosten werden de plattelandsgemeenten veelal door → chorepiscopi geleid, die onder de bisschoppen van de grotere plaatsen stonden. De bisschoppen van verschillende hoofdplaatsen van een provincie of van een dioecesis verkregen geleidelijk voorrechten boven andere bisschoppen: het bijeenroepen en presideren van een provinciale synode, bevestiging van bisschopskeuze, wijding van bisschoppen.

Lit. E. Valton (DTC 5, 1701-1725). - St. von Dunin-Borkowski, Die neueren Forschungen über die Anfänge des Episkopats (Freiburg 1900). P. Wagner, Die geschichtliche Entwicklung der Metropolitangewalt (Bonn 1917). E. Boularand, La consécration épiscopale est-elle sacramenteUe? (BLE 54, 1953, 336). J. Colson, Les fonctions ecclésiales aux deux premiers siècles (Paris 1956). M. Guerra y Gómez, Episcopos y presbyteros (Burgos 1962). M. López Martlnez, La distinckm entre obispos y presbiteros (Burgense 4, 1963, 145-226). [Bartelink]

< >