Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

DIDACHE

betekenis & definitie

Didache (Διδαχη των δωδεκα αποςτολων), een kort anoniem vroegchristelijk geschrift, uit 16 hoofdstukken bestaande.

De Didache is uit twee hoofdgedeelten opgebouwd. Cp 1-6 beschrijven de Twee wegen’ (de weg van het leven en de weg van de dood). Waarschijnlijk is dit een christelijke bewerking van een joodse bron, en werd deze leer van de twee wegen in de hellenistische synagogen gebruikt om proselieten te onderrichten. Een duidelijke inlas vormt cp 1,3c tot 2,1. De cpp 7-15 bevatten instructies over doopsel, vasten, gebed, eucharistie, profeten, bisschoppen en diakens. Het slothoofdstuk bevat een profetie over de antichrist en de tweede komst van Christus (ook verder is de Didache sterk eschatologisch van karakter). Het geschrift is bijzonder belangrijk vanwege de liturgische gegevens. De doop geschiedde door onderdompeling of bij wijze van uitzondering door het drievoudig uitgieten van water. Het vasten diende volgens de Didache plaats te vinden op woensdag en vrijdag (anders dan bij de joden). We vinden verder twee oude eucharistische gebeden. De hiërarchie bestaat uit bisschoppen en diakens (de presbyteri worden niet genoemd). Belangrijk zijn de rondtrekkende profeten, die nog de eucharistie mogen vieren.De auteur (verschillende auteurs volgens Audet; bestreden door Nautin, zie Lit.), de datering (100-150?; men is tegenwoordig duidelijk teruggekomen van een zeer vroege datering, tot in de 1e eeuw) en plaats van ontstaan (Syrië? bij een geïsoleerde gemeente?) zijn onzeker. Bekendheid met Mt en Lc mogen wij veronderstellen (volgens sommigen zijn er met deze evangelies gemeenschappelijke bronnen). Er bestaat een relatie met de Bamabasbrief (cp 1-6 van de Didache zijn vrijwel eensluidend met Bamabasbrief 18-20), maar de eventuele onderlinge afhankelijkheid is onduidelijk. Ook heeft men onlangs op verwantschap met de zg. sektenregel van Qumran gewezen (Audet).

Het enige bekende ms (uit 1056) werd in 1875 door de metropoliet Bryennius in het Jeruzalemklooster te Constantinopel ontdekt. De editio princeps dateert uit 1883. Er bestaat ook een gedeeltelijke latijnse vertaling (in 1900 ontdekt) en enkele cpp van een oude koptische vertaling (in de laatste volgde op de eucharistische gebeden een gebed over de zalfolie).

In de eerste eeuwen van het christendom werd de Didache hoog gewaardeerd. Ze diende als model voor de syrische Didascalia, de Traditio apostolica van Hippolytus en het zevende boek van de Constitutiones apostolicae. Eusebius noemt de Didache als een apocrief werk (Historia ecclesiastica 3,25,4). Na de 4e eeuw vinden wij ze echter nauwelijks meer geciteerd.

Lit. Uitgaven: A. v. Hamack, Die Lehre der zwölf Apostel (TU 22; Leipzig 1893). F. X. Funk, Patres Apostolici 1,2 (Tübingen 1901) 2-37. K. Bihlmeyer, Die apostolischen Vater2 (ib. 1956) 1-9. Th. Kiauser, Doctrina duodecim Apostolorum (FIP; Bonn 1940). - Vertalingen: Frans: H. Hemmer, Les Pères apostoliques (Paris 1907); Duits: F. Zeiler, Die apostolischen Vater (BKV 35; Kempten/München l9l8). L. A. Winterswyl, Die Zwölfapostellehre2 (Freiburg 1954); Nederlands: D. Franses, De apostolische Vaders (Hilversum 1941). - G. Bardenhewer 1, 90-113. Quasten 1, 29-39. - Studies: J. Muilenburg, The literary Relations of the Epistle of Bamabas and the Teaching of the Twelve Apostles (Marburg 1929). R. H. Connoily, The Didache in Relation to the Epistle of Bamabas (JTS 33, 1932, 237-253). F. E. Vokes, The Riddle of the Didache; Fact or Fiction, Heresy or Catholicism (London 1938). M. Dibelius, Die Mahlgebete in der Didache (ZNW 37, 1938, 32-41). E. Peterson, Über einige Probleme der Didache-Überlieferung (Rev. arch. chrét. 27, 1951, 3760). G. Bartelink, Lexicologisch-semantische studie over de taal van de Apostolische Vaders (Utrecht 1952). J. P. Audet, La Didachè. Instruction des Apötres (Paris 1958). P. Nautin, La composition de la Didachè et son titre (RHR 155, 1959, 191-214). [Bartelink]

< >