Dibon (hebreeuws dibon) lag 64 km ten zuiden van Amman en 5 km ten noorden van de Arnon.
Hier bevindt zich de puinheuvel teil deban, die tussen 1950-53 werd onderzocht onder leiding van de American Schools of Oriental Research in Jeruzalem. De stad speelt een rol in de verhalen over de intocht der Israëlieten in Palestina en de verdeling van het land onder de 12 stammen. Daaruit kunnen in volgorde de volgende feiten worden afgelezen: Sihon, de amoritische koning van Hesbon veroverde de stad op de koning van Moab (Nm 21,26-30). Bij de doortocht door het Overjordaanse onder Mozes viel de stad in handen van de stammen Ruben en Gad (Joz 13,9.17; Nm 32,34). Onder Eglon, koning van Moab, werden de Israëlieten in dit gebied onderworpen totdat David hen bevrijdde. De inscriptie van Mesa (ca. 830) die in Dibon werd gevonden spreekt van een onderdrukking door Omri en zijn zoon gedurende 40 jaren, waarna Mesa het juk afschudde en Qorchah (= de voorname) bouwde op de plaats van Dibon. De Mesa-inscriptie spreekt van Dibon wanneer zij het gebied rondom Qorchah bedoelt (2. 21-28, zie ANET 320-1). De schriftelijke bronnen zwijgen verder over de geschiedenis van Dibon, maar de stad wordt nog wel vermeld door Js 15,2 en Jr 48,18. De gegevens, die door de opgravingen werden verkregen, beperken zich vrijwel geheel tot de romeinse en nabateese periode. Wel werd toevallig een fragment van een basaltstuk met enkele letters in het schrift van de Mesa-steen gevonden. Enkele vondsten van aardewerk wezen echter op de vroege bronstijd.Lit. F. V. Winnett, Excavations at Dibon in Moab, 1950-51 (BASOR 125, 1952, 7-20). R. E. Murphy, A Fragment of an early Moabite Inscription from Dibon (ib. 20-23). [Beek]