Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

BARAK

betekenis & definitie

Barak (hebreeuws barak: bliksem, maar waarschijnlijk afkorting van de amoritische naam Jabrukilu) richter van Israël in de dagen van Debora, was de zoon van Abinoam uit Kades in Naftali en kreeg de opdracht met tienduizend man, geworven uit de stammen Naftali en Zebulon, de strijd aan te binden tegen Sisera, legeraanvoerder van de kanaanitische koning Jabin van Hasor (Ri 4,5). [Beek]

< >