Arius Didymus (Αρειος Διδυμος) van Alexandrië, stoïcijns wijsgeer, leermeester en vriend van keizer Augustus, vriend ook van Maecenas.
Bij de dood van Drusus maior (9 vC) richtte Arius Didymus tot diens moeder Livia een troostrede, waarvan Seneca’s Consolatio ad Marciam (4,3-5,6) een fragment bevat. Van Arius Didymus, die vooral een ijverig compilator geweest schijnt te zijn, bezitten we bovendien fragmenten van verhandelingen over peripatetische ethica (bij Stobaeus, Eclogae 2,7) en over fysica (uitgegeven door H. Diels, Doxographi Graeci, Berlin 1879, 447-472). [Nuchelmans]ARK
1. De ark van Noach (Gn 6,14-16; vgl. J. F. Armstrong, VT 10, 1960, 328-333). Het schip (hebreeuws tebah: kist; vgl. Mozes’ biezen ’kistje’, Ex 2,3.5), waarin Noach met zijn gezin tezamen met paren van reine en onreine dieren van de zondvloed werd gered (vgl. Wh 14,6; Mt 24,38; Lc 17,27; Hb 11,7; 1Pt 3,20). Een parallel biedt het Gilgamesjepos (11e zang), waar Utanapistim de hoofdfiguur van het verhaal is.
Lit. A. Parrot, Déluge et Arche de Noé (Paris/Neuchatel 1952).
2. De ark van het verbond is in het OT de kist (hebreeuws aron), waarin de tafelen der wet werden bewaard. Volgens de beschrijving van Ex 25, 10-22 was deze vervaardigd van acaciahout en met goud overtrokken. Aan de zijwanden waren vier ringen bevestigd, waardoor draagstokken werden gestoken. Aan de einden van het gouden deksel stonden twee cherubs met gespreide vleugels. De ark had een plaats in het heilige der heiligen, eerst van de tabernakel en later van de tempel. Volgens Joz 6,4 speelde de ark een rol bij de verovering van Jericho. Tijdens de slag bij Afek viel de ark in handen der Filistijnen (1Sm 4,11). David voerde de ark naar Jeruzalem (2Sm 6) waar hij later een definitieve plaats kreeg in het allerheiligste (dbir) van de tempel van Salomo (1Kg 8,4-8). Met de verwoesting van Jeruzalem (587) verdwijnt de ark uit de geschiedenis. Zijn functie als bewaarplaats van de stenen tafelen der wet werd later overgedragen op de ark in een nis van de synagogen. Zulk een ark waarin men de thorarollen bergt, vindt men ook in de moderne synagogen, meestal tegen de oostwand van het gebouw in de richting van Jeruzalem.
Lit. R. de Vaux, Hoe het oude Israël leefde 2 (Roermond 1961) 127-133 (de oudere literatuur 492-494). Id., Les chérubins et Parche de l’alliance, les sphinx gardiens et les trônes divins dans l’Ancien Orient (Mél. Univ. Beyrouth 37, 1961, 93-124). M. Haran, The Disappearance of the Ark (IEJ 12, 1962, 46-58). J. Maier, Das altisraelitische Ladeheiligtum (BZAW 93; Berlin 1965). [Beek]