Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ABORIGINES

betekenis & definitie

Aborigines (Βορεiυονοι), volgens Dionysius van Halicarnassus, Plinius maior en anderen de oerbewoners van Latium.

Sallustius (Catilinae Coniuratio 6) en Livius (1,2) berichten, dat de Aborigines samen met de afstammelingen van Aeneas Rome hebben gesticht. Van de verschillende reeds door de Ouden vermelde verklaringen van de naam was het meest geliefd de afleiding van ab origine (’van de oorsprong af). Welk volk precies bedoeld wordt, is onzeker; de berichten dragen te duidelijk het kenmerk van constructies a posteriori. In de latere Oudheid krijgt Aborigines de algemene betekenis van ’oerbewoners’ (= indigenae, αντoχθονεσ).Lit. J. Bérard, La colonisation grecque de l’Italie méridionale et de la Sicile dans l’Antiquité2 (Paris 1957) 461-466.

[Nuchelmans]

< >