Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SPIRITUALISME

betekenis & definitie

duidt een wereldbeschouwing aan, die aan de geest en het geestelijke centrale werkelijkheid toekent in tegenstelling tot het uitwendige en stoffelijke. Het is verwant met idealisme, maar daarvan onderscheiden, doordat laatstgenoemde de idee of het ideële voor het diepste houdt, terwijl het spiritualisme de centrale werkelijkheid aantreft in de levende menselijke persoon.

Zij zijn echter niet scherp scheidbaar, omdat idealistische filosofen ook spiritualistisch denken (Leibniz bijv.). Het spiritualisme vindt vooral vertegenwoordigers bij Franse denkers als bijv. Pascal, Maine de Biran, Ravaisson, Bergson, bij wie geestelijke factoren in de mens niet op een onpersoonlijk beginsel teruggaan, maar op een als persoon gedachte Geest.PROF. DR H. J. POS

In de kerkgeschiedenis bedoelt men met de term spiritualisme al die stromingen, die het Christendom als enkel een geestelijke kracht en werkelijkheid beschouwen en die daarom breken met elke zichtbare kerkvorm, organisatie, recht, sacramenten, ordeningen. Men kan onder de benaming spiritualisme derhalve vele uiteenlopende stromingen begrijpen en men behoeft er ook niet alleen de extremen, wier beginsel wij zoëven beschreven, toe te rekenen. Kenmerkend voor allen is wel, dat zij de natuur door de geest, resp. door ascese in de zin van onthouding, trachten te overwinnen, men denke aan de spiritualistische ethiek, die door vele kloosterorden wordt beoefend. En tweede beginsel is, dat men zich de betrekking tussen het goddelijk wezen en de mens onmiddellijk en zonder tussenkomst van dingen, zoals de geschreven Bijbel of de kerkelijke handelingen, denkt. Evenzo wordt dan de historiciteit van de heilsfeiten een zaak van slechts betrekkelijke betekenis; in geen geval leidt men daaruit enig recht van menselijk-kerkelijke instellingen af.

Er waren spiritualistische trekken in het vroege Montanisme en in de gnostiek, in de Middeleeuwen bij grote mystici als Joachim a Fiore, Eckehart, Tauler, de Broeders van de Vrije Geest; dan vooral in de zgn. zijstromingen der Reformatie, nl. bij Seb. Franck, Castellio, Schwenckfeld en bij verschillende humanisten, die de autoriteit der geschiedenis aan critiek onderwierpen; vervolgens in verschillend opzicht bij de Dopers; in moderner tijden bij Quakers, Methodisten en in het algemeen bij sectariërs, voor zover het hun niet juist te doen is om de stichting van de ware kerkorganisatie. Het is niet mogelijk, meer eenheid te brengen in het beeld, want wat bij spiritualisten van één soort geldt, is vaak een volkomen mistekening van spiritualisten van een andere soort; het subjectivisme is in de practijk van het spiritualisme zonder grenzen.

PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Lit.: A. Castelein, Matérialisme et s. (Bruxelles 1895); H. Bornkamm, Mystik, S. u. die Anfänge des Pietismus im Luthertum (1926); D. L. Douie, The Nature and Effect of the Heresy of the Fraticelli (1932); G. Wünsch, Socialismus aus christl.

Gewissen (1943); G. Boas, Essays on Primitivism and related Ideas in the Middle Ages (1948); E. Brunner, Das Missverständnis der Kirche (1951); J. Dagens, Bibliographie chronologique de la lit. de spiritualité (Paris 1952).

< >