Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SOCIALE AARDRIJKSKUNDE

betekenis & definitie

is de Nederlandse benaming voor dat deel der aardrijkskunde, dat de betrekkingen, welke tussen mens en aarde bestaan, tot studie-object heeft, en door de Franse geografen als „géographie humaine” wordt betiteld (zie anthropogeografie). Zij ziet daarbij de mens geplaatst in een natuurlijk milieu, hetwelk de mens of de menselijke groep aan zijn (haar) welvaartsstreven tracht dienstbaar te maken.

De veranderingen welke dit streven in natuurlijk milieu teweeg brengt, de vormen van maatschappelijke organisatie, welke bij dit streven ontstaan, en de veranderingen welke zij gedurende, en ten gevolge van het menselijk streven naar welvaart en naar vermeerdering ondergaan, behoren aldus tot het studieterrein van de sociale geografie.De sociale geografie eist alzo niet alleen een behoorlijk economisch en sociologisch inzicht, maar vooral ook een degelijke physisch-geografische kennis, wil de betekenis van het natuurlijke milieu naar waarde worden geschat. Zonder deze laatste verwatert zij licht tot sociografie, voor welke de tussen-menselijke betrekkingen het onderzoekingsobject vormen. De sociale geografie heeft haar eigen specifieke terrein van wetenschappelijk onderzoek, dat buiten het bereik ligt van de sociografie en met schoolgeografie niets heeft uit te staan. In de door de sociale geografie bestudeerde maatschappelijke toestanden en verschijnselen neemt uiteraard het economisch leven een zeer belangrijke plaats in. Bij beperking van het onderzoek tot het economische leven, m.a.w. tot die verschijnselen, die in het bijzonder op het welvaartstreven betrekking hebben, spreekt men beter van economische geografie. Systematisch gezien vormt dus de economische geografie een deel van de sociale geografie (zie aardrijkskunde en economische aardrijkskunde).

Lit.: F. Ratzel, Anthropogeographie, 2 dln (2de dr., Stuttgart 1899); J. Brunhes, La géographie humaine (1925); P. Vidal de la Blache, Principes de géographie humaine (1925); O. Maull, Politische Geographie (1925); E. Huntingdon and S.

W. Cushing, Principles of Human Geography (1922); H. N. ter Veen, Van anthropogeographie tot sociografie (1927); J. C. W. Verstege, Geografie, regionaal onderzoek en geografische ordening, diss.

Utrecht (1942); A. C. de Vooys, De ontwikkeling der sociale geografie in Nederl. (Groningen 1950); H. J. Keuning, Inleiding tot de sociale aardrijkskunde (Gorinchem 1951).

< >