Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHOTEL, gilles dionysius jakobus

betekenis & definitie

Nederlands oudheidkundige (Dordrecht 9 Apr. 1807 - Leiden 9 Dec. 1902), was achtereenvolgens predikant te Lage Zwaluwe (1835), Chaam, Alphen en Baerle-Nassau (1841), en Tilburg (1846), verkreeg een eervol emeritaat en vestigde zich daarna te Leiden, waar hij het Biographisch woordenboek van A. J. van der Aa voltooide.

Bibl.: Kerkelijk Dordrecht (2 dln, 1839-1845); Geschied- en letterkundige uitspanningen (1840); Letter- en oudheidkundige avondstonden (1840); De Abdy van Rijnsburg (1851); Anna Maria Schuurman (1853); Oude zeden en gebruiken in Nederland (1859); Geschiedenis der rederijkers in Nederland (1861-1862; 3de dr., 1871); Het oud-Hollandsch huisgezin der 17de eeuw, 2 dln (1867, 2de dr., bezorgd door H. C. Rogge, 1904); Vaderlandsche volksboekjes en volkssprookjes van de vroegste tijden tot aan het einde der 18de eeuw (2 dln, 1827-1874); De academie te Leiden in de 16de, 17de en 18de eeuw (2 dln, 1875); Het maatschappelijk leven onzer vaderen (1868, 2de dr., bezorgd door H. C. Rogge, 1905).

Lit.: W. N. du Rieu, G. D. J. S. in: Levensber. Mij van Ned. Lett. (1893), met bibliografie.

< >