(off.: Santiago), Spaanse stad in de provincie La Coruña, vroeger de hoofdstad van Galicië, met (1950) 30.120 inw., ligt op 228 m hoogte tegen de Monte Pedroso (594 m), aan de spoorlijn naar Pontevedra, en is de zetel van een aartsbisschop.
Het was het oudste en beroemdste pelgrimsoord van Spanje en is nog steeds een belangrijk religieus centrum. Volgens de legende was het lichaam van de apostel Jacobus, die zeven jaar lang het Christendom in Spanje had gepreekt en daarna in Palestina de marteldood was gestorven, door zijn getrouwen naar Spanje overgebracht en daar begraven. In de loop der eeuwen was echter de plek waar het graf zich bevond, vergeten, om ten slotte door een mysterieuze ster en engelengezang in de 9de eeuw aan een heremiet geopenbaard te worden. Vandaar de naam Santiago de Compostela, „De heilige Jacobus van het sterreveld” (campus stellae).
Dicht bij de plek waar het lichaam werd gevonden, werd een eenvoudig heiligdom opgericht, dat, na op het einde van de 10de eeuw door de Moren te zijn verwoest, in de 12de eeuw werd vervangen door de Romaanse kathedraal, veranderd in de 17de en 18de eeuw, waaruit resp. de 70 m hoge torens en de W.-gevel in de stijl van Churriguera dateren. Inwendig bezit zij een prachtige narthex, de Portico della Gloria, van 1168, met talloze figuren en reliëfs, de sacristie en het museum met belangrijke beeldhouwwerken, liturgische voorwerpen en gobelins.
Het aartsbisschoppelijk paleis werd gebouwd in de 18de eeuw, met behoud van een gedeelte van het oude 12de- en 13de-eeuwse Paleis van Gemirez. De stad is zeer rijk aan kerken en kloosters, waarvan wij slechts noemen: de kerk van San Martín (1590) met imposante gevel en het zeer grote klooster, tevens seminarie, van San Martín Pinnario (10de eeuw, maar geheel verbouwd in de 17de) Het Hospital Real, gesticht door de katholieke koningen, heeft een rijk met beeldhouwwerk versierd portaal, werk van Enrique de Egas (1501-’11). De stad telt 46 kerken, 16 voormalige kloosters, een in 1532 gestichte universiteit met een juridische en een geneeskundige faculteit en een bibliotheek, een gedenkteken voor admiraal Mendez Nuñez en een linnenweverij. Voorts legt men zich toe op handel en op het vervaardigen van artikelen voor bedevaartgangers.
Geschiedenis.
De stad was reeds van betekenis geworden in de Romeinse tijd, toen in Galicië metaal werd gedolven en Santiago het middelpunt daarvan was. In de vroege Middeleeuwen ontdekte men het graf, dat aan de H. Jacobus werd toegeschreven en nu werd Santiago een der belangrijkste pelgrimsoorden van West-Europa, vooral ook omdat deze streek een tijdlang het enige land in Spanje was, waar de Christenen de heerschappij behielden. In naam van de H. Jacobus (Sant Jago) werd van hieruit de strijd tegen de Mohammedanen gevoerd. Groter nog werd het aantal bedevaartgangers, toen de dynastie van Castilië geparenteerd werd aan de Bourgondische hertogen. In 1504 ontstond het Hospicio de los reyes voor pelgrims.