Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RONDE TAFEL-CONFERENTIE

betekenis & definitie

is een term, ontleend aan de recente Britse koloniale geschiedenis, ter aanduiding van conferenties, welke worden gehouden tussen vertegenwoordigers van koloniën enerzijds en het moederland anderzijds, ter regeling van de toekomstige onderlinge verhoudingen. De ronde tafel, waaraan alle plaatsen gelijk zijn, symboliseert hierbij, dat de besprekingen plaats vinden op voet van gelijkheid.

Wij noemen hier de volgende conferenties:I. Brits-Indië

Als gevolg van de „geweldloze opstand” van Gandhi en het daarop gevolgde onderzoek van de Simon Commission vonden te Londen een drietal conferenties plaats, resp. in 1930, 1931 en 1932 Als resultaat kwam tot stand de India Act van 1935.(zie Voor-Indië, geschiedenis.)

II. Nederlands West-Indië

Ingevolge de belofte, door koningin Wilhelmina gedaan in haar rede van 7 Dec. 1942 i.z. de hervorming van het Koninkrijk op basis van de gelijkwaardigheid der onderdelen, werd in Aug. 1947 een Ronde Tafel-Conferentie tussen Nederland, Suriname en Curaçao (de Ned. Antillen) aangekondigd. De Conferentie werd op 27 Jan. 1948 te ’s-Gravenhage geopend. De samenwerking van de Nederlandse en Surinaamse gedelegeerden was goed, doch een deel der Curaçaose afgevaardigden verliet de Conferentie voortijdig, daar hun eisen tot onmiddellijke afkondiging van de gelijkstandigheid der Rijksdelen en tot afscheiding van Aruba van Curaçao niet werden ingewilligd. De Conferentie werd 18 Mrt 1948 gesloten, nadat de hoofdlijnen voor de Rijkshervorming in zestien resoluties waren vastgelegd.

Nederland, Suriname en Curaçao zouden krachtens de nieuwe staatsorde, berustend op vrijheid, gelijkwaardigheid en verbondenheid, verenigd worden in een nieuw koninkrijk, „Verenigd Koninkrijk der Nederlanden” geheten.

Reeds bij het sluiten der bovengenoemde Ronde Tafel-Conferentie werd een tweede Conferentie in het uitzicht gesteld. Deze werd bijeengeroepen bij K.B. van 26 Febr. 1952, No 21, nadat inmiddels de Grondwetsherziening van 1948 de mogelijkheid van een ingrijpende hervorming van het Koninkrijk had geopend en Suriname en de Ned. Antillen resp. in 1950 en 1951 hun nieuwe landsregelingen hadden verkregen en daarmede volledige autonomie voor inwendige aangelegenheden, en nadat, als resultaat van gepleegd vooroverleg tussen Nederland en de West-Indische gebieden, waarbij vooral de vice-minister-president mr J. R. H. van Schaik een rol had gespeeld, op 11 Febr. 1952 een „werkstuk” was opgesteld.

Met prijsgeving van de in 1948 geprojecteerde, topzware bovenbouw van het Koninkrijk zou men in een „Statuut” van eenvoudiger opzet de verhouding tussen de drie Rijksdelen regelen. De staatsorganen van Nederland zouden tevens als Rijksorganen optreden. Gevolmachtigde Landsministers van Suriname en van de Ned. Antillen zouden deelnemen aan de behandeling in de Nederlandse Ministerraad van onderwerpen, die voor hun Rijksdelen van belang waren. Bij de behandeling door de Kamers van Rijkswetten, was hun een soort veto-recht toegedacht, dat door de Kamers met ⅗ meerderheid overstemd zou kunnen worden.

De Conferentie werd op 3 Apr. 1952 geopend. Weldra traden tegenstellingen aan de dag tussen Nederland en Suriname, dat het zelfbeschikkingsrecht in het „werkstuk” niet voldoende gewaarborgd achtte; velen in dit Rijksdeel wilden in principe het secessie-recht erkend zien. Als gevolg hiervan werd de Conferentie op 29 Mei 1952 voor onbepaalde tijd onderbroken.

III. Nederlands Oost-Indië

Nadat in Jan. 1949 de 2de politiële actie van de Nederlandse troepen tegen de Republiek (zie Nederlands Oost-Indië) op bevel van de Veiligheidsraad was gestaakt, stelde de Veiligheidsraad een „United Nations Commission for Indonesia” (U.N.C.I.) in (28 Jan.).

Onder auspiciën dezer commissie begonnen op 14 Apr. te Batavia vóórbesprekingen tussen een Ned. delegatie onder dr J. H. van Royen en een Republ. delegatie onder mr Moh. Roem. Op 7 Mei kwam een accoord tot stand (Van Royen-Roem-verklaringen). Hierbij verklaarde Nederland, in te stemmen met de terugkeer der Republ. regering naar het tijdens de 2de politiële actie bezette Djokjakarta. De Republikeinen zegden toe, de guerrilla-activiteit te beëindigen.

Voorts werd overeengekomen, dat zo spoedig mogelijk een Ronde Tafel-Conferentie zou worden gehouden. Op 30 Juni hadden de Ned. troepen het gebied van Djokja ontruimd en op 6 Juli keerden de Republ. leiders in die stad terug.

De Ronde Tafel-Conferentie werd geopend te ’s-Gravenhage op 23 Aug. Aanwezig waren delegaties van Nederland (onder minister J. H. van Maarseveen), van de Republiek (onder vicepresident Moh. Hatta) en van de B.F.O. (Bijeenkomst Federaal Overleg, vertegenwoordigende de in het niet-Republikeinse Indonesië gevormde staten), onder sultan Hamid II van Pontianak, benevens de U.N.C.I. Voorzitter der Conferentie was de minister-president dr W. Drees.

Op 2 Nov. werd de Conferentie weer gesloten. Overeenstemming werd bereikt m.b.t. overdracht door Nederland van de volledige Souvereiniteit aan de „Republiek der Verenigde Staten van Indonesië” en m.b.t. de oprichting van een „Nederlands-Indonesische Unie”. Een struikelblok scheen Nieuw-Guinea te zullen worden, maar ten slotte werd een compromis gevonden (zie Nieuw-Guinea 1, geschiedenis).

Dit geheel werd vastgelegd in een drietal ontwerp-overeenkomsten, t.w. het Charter der Souvereiniteitsoverdracht, het Unie-Statuut met bijlagen en bijzondere overeenkomsten en de Overgangsovereenkomst met bijzondere overeenkomsten; deze drie ontwerpen werden omvat door de zgn. Mantelresolutie. In de Overgangsovereenkomst was o.a. vastgelegd het zelfbeschikkingsrecht der afzonderlijke bevolkingen in Indonesië. Ter Conferentie was tevens in overleg tussen Republiek en B.F.O. een voorlopige constitutie voor Indonesië opgesteld.

De overeenkomsten der Ronde Tafel-Conferentie werden op 9 Dec. door de Tweede Kamer aangenomen en op 21 Dec. door de Eerste Kamer, in beide Kamers met de door de Grondwet vereiste 2/3 meerderheid. De betreffende wet verscheen in Stbl. nr J 570. Op 13 Dec. had het Republ. parlement zich met de overeenkomsten verenigd, nadat de parlementen der B.F.O.-staten reeds waren voorgegaan. Ten slotte vond op 27 Dec. 1949 te Amsterdam de Souvereiniteitsoverdracht plaats, waarbij Nederland werd vertegenwoordigd door koningin Juliana en Indonesië door Moh. Hatta.

< >