Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RIJKSFONDSEN

betekenis & definitie

is de verzamelnaam, waarmee men samenvat de verschillende afzonderlijk beheerde fondsen, in de loop der jaren op grond van verschillende wetten ingesteld voor verschillende doeleinden, en die dit gemeen hebben, dat zij alle grote kapitalen te beheren hebben. Hieronder worden gewoonlijk begrepen de twee op grond van sociale verzekeringswetten ingestelde fondsen: Invaliditeits- en Ouderdomsfonds (zie sociale verzekering), het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds en ten slotte nog de door de inleggers bij de Rijkspostspaarbank en de aangeslotenen bij de Postcheque en Girodienst aan deze instellingen toevertrouwde kapitalen.

Deze fondsen dragen een verschillend karakter. Die voor de sociale verzekering zijn gevormd uit premies van de verzekerden, aangevuld door bepaalde bijdragen van de Staat, en zij dienen om de verzekeringsverplichtingen na te komen. Het Pensioenfonds, ingesteld bij de Pensioenwet 1922 en ontstaan uit een samensmelting van vroeger bestaande afzonderlijke fondsen, wordt gevormd uit bijdragen van de ambtenaren en van de Staat met de lagere overheidsorganen en dient om de pensioenverplichtingen na te komen. En de beide laatste hierboven genoemde fondsen dienen om de verplichtingen van de Staat als bankier na te komen.

Het grote belang van deze fondsen voor de financiële wereld is daarin gelegen, dat zij te zamen één groot spaarreservoir vormen en met hun enorme kapitalen voortdurend obligaties kunnen opnemen. Geen wonder, dat het beleggingsbeleid daarvan reeds lang de aandacht heeft getrokken. Sedert de instelling van de Beleggingsraad is hierin meer eenheid gebracht. In de laatste jaren hebben deze fondsen voor zeer aanzienlijke bedragen deelgenomen in staatsleningen, waardoor de regering in staat was de leningen tegen een lagere rente uit te geven dan anders het geval geweest zou zijn.

Om misverstand te voorkomen, zij er aan herinnerd, dat er nog verschillende andere fondsen bij het Rijk bestaan, zoals: Landbouwcrisisfonds, Werkloosheids-subsidiefonds, Provinciefonds, Gemeentefonds (zie provincie en gemeente), Zuiderzeefonds, Verkeersfonds, Tiendfonds, Rijkskinderbijslagfonds, waarvoor alle afzonderlijke jaarlijkse begrotingen worden ingediend. Doch deze fondsen dragen een geheel ander karakter. Dit zijn uitsluitend administratief afgescheiden delen van de Staatsbegroting. Hier is geen sprake van het jarenlang beheren van grote kapitalen. Integendeel, de meeste dezer fondsen hebben min of meer grote tekorten. De vorming van deze fondsen beoogt slechts een gedecentraliseerd beheer en het verkrijgen van zekere — veelal slechts interne, soms ook externe — financiële zelfstandigheid. Regels omtrent deze fondsvorming en over het beheer dezer fondsen geven de Comptabiliteitswet en de Bedrijvenwet.

< >