hoogleraar in de paedagogie (Utrecht 13 Juli 1859), groeide op hoofdzakelijk in Amsterdam, waar zijn vader, J. W.
Gunning, hoogleraar in de scheikunde was. Hij promoveerde in 1882 in de klassieke letteren, werd leraar te Utrecht en ging in 1887 als conrector naar het gymnasium te Zwolle over, waarvan hij van 1896 tot 1898 rector was, studeerde daarna nog een jaar in Jena, werd vervolgens privaatdocent in de paedagogiek aan de universiteit te Utrecht en te Amsterdam in 1904 (na zijn benoeming in 1902 tot districtsschoolopziener te Amsterdam). In 1917 nam hij zijn ontslag als schoolopziener, om zich geheel aan de wetenschappelijke beoefening der paedagogiek te wijden. Van 1923-1931 doceerde hij dit vak als buitengewoon hoogleraar te Utrecht. Zowel door zijn literaire arbeid als door zijn groot persoonlijk gezag is hij de baanbreker geworden voor de paedagogiek als wetenschap in Nederland.Bibl.: artikelen in Het kind en het Tijdschr. voor onderw. en opv. (beide onder zijn redactie); Paedagogische Studiën; Volksontwikkeling; Gids; Stemmen des Tijds. Paed. schoolreizen (1900); Staatsexamens cum effectu civili (1907); Verz. paed. opstellen (2 bundels 1908, 1911); Verz. paedagogische opstellen, nieuwe reeks (1924); Dr Maria Montessori, de ital. onderwijshervormster (1915); Volkskracht en opvoeding (1915); Ouders en volwassen kinderen (1918); Problemen der rijpere jeugd (1919); Zenuwachtigheid en opvoeding (1927); De plaats v. d. school i. d. huidige maatschappij (1928); De paed. eisch v. d. tijd (1931).