Ned. Herv. predikant (Hilversum 23 Jan. 1858 - Amsterdam 10 Juni 1940), zoon van Johannes Hermanus*, promoveerde in 1881 in de godgeleerdheid en was predikant te Wilhelminadorp (1881), Bennebroek (1884), Gouda (1887), Leiden (1891) en Utrecht (1894); in 1913 predikant-directeur van het Diaconessenhuis te Haarlem, 1915 voorganger van een evangelisatie te Apeldoorn, 1920 predikant te Serooskerke, 1924 emeritus.
Ruimhartig, katholiek denkend en populair prediker, meest verwant aan de ethische richting, oefende hij door zijn weekblad Pniël en in zijn laatste levensjaren ook door radiotoespraken grote pastorale invloed uit.DR W. F. DANKBAAR
Bibl.: Leven en arbeid van J. H. Budding (1883); De kritische beschouwing van Israëls geschiedenis (1885); De Chasidim (1891); De kerk van Christus (1903); De gezangenkwestie in de Ned. Herv. Kerk (1910); Leven en werken van J. H. Gunning Jr (6 dln, 1923-1925); Blikken in Bunyans Pelgrimsreize (1928); Newman (1933); William Booth (1936); Herinneringen uit mijn leven (1940).
Lit.: M. J. A. de Vrijer, Gunning tragicus (1946), blz. 136 vlgg.