(Zottegem 31 Oct. 1755-Gent 29 Oct. 1846). Agronoom, lid van de Gemeenteraad van Gent en van de Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen.
Zijn opvattingen over de wisselbouw der landbouwgronden, om het braakstelsel te vervangen werden in de naburige streken gevolgd. Na de hevige overstromingen van 1816-1817 verscheen van hem een merkwaardige verhandeling Nopende de oorzaken der geweldige overstroomingen en stilstand der wateren op de meirschen en lage landen (Gent 1817). Na de overstroming kwam hongersnood; in de Waerheidzoekende redeneringen over den twist opzigtelijk den vrijen graenhandel, bewees Van Aelbroeck, dat het nodig was het inlands graan te beschermen; koning Willem verhoogde daarom in 1824 de invoerrechten op vreemd graan. Van Aelbroeck publiceerde in 1823 zijn hoofdwerk: Werkdadige Landbouwkunst der Vlamingen, verhandeld in zes samenspraken (Gent), met een supplement in 1835; daarvan een Franse versie door Wallez (Parijs 1830 en 1835).Lit.: Gh. Morren, Journ. Agr. Belg. 1848; Ph. Blommaert, Biogr. Nat. Belg. 1866, vol. I.
