Russich schrijver (Orel 28 Oct./g Nov. 1818 -Bougival 22 Aug./3 Sept. 1883), studeerde van 18331835 in Moskou en St Petersburg, maakte kennis met Poesjkin en trad reeds in 1834 op met een drama in verzen Steno, waarin hij Byron’s Manfred navolgde. In 1838 ging hij naar Berlijn, waar hij samen met Bakoenin en Stankewitsj in de wijsbegeerte studeerde en onder invloed kwam van de directe leerlingen van Hegel.
Van 1842-’44 was hij verbonden aan de kanselarij van het ministerie voor Binnenlandse Zaken te St Petersburg; hij verbleef daar tot 1847 en vertrok toen naar het buitenland met de zangeres Pauline Viardot-Garcia, om eerst in 1850 weer naar Rusland terug te keren. Hij had inmiddels reeds in 1843 door zijn gedicht Parascha de aandacht getrokken van de literaire kring om Bjelinski.In 1847 verscheen Chorj en Kalinytsj, zijn eerste novelle, waarin het leven van het Russische volk beschreven werd, die later met andere kortere verhalen gebundeld werd onder de titel Dagboek van een Jager (1852). Deze schetsen maakten hem dadelijk beroemd, vooral door de humoristische, soms satirische beschrijvingen van kleine gebeurtenissen uit het dagelijks leven van boeren en landheren, waarin echter terzelfder tijd een bittere aanklacht tegen de lijfeigenschap klonk. Dit werk heeft stellig bijgedragen tot de afschaffing van de lijfeigenschap in Rusland.
Toergenjew’s roem berust vooral op het zestal romans waarin hij met een sociaal gericht realisme een zorgvuldige schildering geeft van de geestelijke problematiek en tragiek welke de maatschappelijke toestanden en ideologieën opriepen in de periode van ca 1840 tot 1870, met name bij de Russische intelligentsia. Hij beschreef achtereenvolgens het oudadellijke landleven, het ontwaken van een nieuw geslacht, de nihilisten en revolutionnairen. Zijn methode om zijn stof -— figuren en dialoog — zoveel mogelijk aan de werkelijkheid te ontlenen geeft deze romans een hoge waarde als tijdsbeeld. Zijn meesterschap toont hij het sterkst in Otsy i djeti ( 1861, Ned. vert. : Vaders en zonen, 1948), waarin hij de „nihilist” tekent; deze door hem gecreëerde term duidt aan de overtuigde materialist die generlei autoriteit erkent. Het werk heeft de diepste indruk gemaakt op zijn tijdgenoten. Het probleem van verschillende levenshoudingen heeft hij ook indringend behandeld in zijn rede Hamlet en Don Quijote (1860; Ned. vert. 1947), die in belangrijke mate zijn visie op de figuren zijner romans verklaart. Talrijk zijn ook zijn novellen, waarin hij prachtige vrouwenkarakters heeft getekend en gaarne het beeld geeft van de „overbodigen” : de jonge Russen, die doelloos door de wereld trekken en hun krachten verspillen. Grote invloed heeft hij op de ontwikkeling van de Russische stijl uitgeoefend. Door hem werd de Russische literatuur eigenlijk eerst in Europa populair. Dit kwam niet in het minst door zijn langdurig verblijf in Parijs, waar Mérimée en Flaubert tot zijn intimi en bewonderaars behoorden.
Bibl.: romans: Roedin (1855; Ned. vert.: Een overtollig mensch, 1923); Een nest van edelen (1858; Eng. vert. 1914); Aan de vooravond (1859; Ned. vert.: Inzarow en Helena, 1872) ; Rook (1867, Ned. vert. 1869); Onontgonnen land (1876; Ned. vert. 1920). Novellen: Asja (1855; Ned. vert. 1921); Eerste liefde (1860, Ned. vert. 1947). Voorts: Gedichten in proza (1882; Ned. vert. 1940). Vol 1. werken (Moskwa - Leningrad 1929).
Lit.: Tourguéneff d’après sa correspondance avec ses amis français, publ. p. E. Holpérine-Kaminski (Paris 1901); Edw. Garnett, Turgenew, a Study (London 1917); Awraham Yarmolinsky, Turgenew, the Man, his Art and his Age (New York 1926); André Maurois, Tourguéniew (Paris 1931); André Mazon, Manuscripts parisiens d’Ivan Tourguénev (Paris 1930); S. Semjenow, La vie douloureuse de Tourguéneff (1933); Alja Rachmanowa, Die Liebe eines Lebens. Iwan Turgenjew und Paula Viardot (1952) ; J. A. F. Lloyd, I. Turgenev (London 1943).