Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Henricus Wijbrandus Jacobus Maria KEULS

betekenis & definitie

Nederlands dichter (Obdam 19 Mei 1883), vestigde zich in 1907 als advocaat te Amsterdam. Tevens was hij enige jaren als muziek- en toneelcriticus verbonden aan het Algemeen Handelsblad. Van 1925-1948 is hij directeur geweest van het Bureau voor Auteursrecht en van de Ver. van Letterkundigen.

In 1910 debuteerde hij met lyriek in De Gids. Pas in 1920 bundelde hij voor het eerst zijn gedichten. Betrekkelijk weinig opgemerkt, heeft zijn poëzie zich geleidelijk tot een van de belangrijkste oeuvres der zgn. generatie van 1910 ontwikkeld. Zij heeft met die van A. Roland Holst en Bloem het romantische en het harmonische vormkarakter gemeen, maar onderscheidt zich er van door een diepe ondertoon van religiositeit die de sombere boventoon er van tempert en als het ware doorstraalt. Ook leeft er de tot mystiek naderende gewaarwording in van een diepere, goddelijke levenszin. Zijn werk heeft in bekroningen vanwege de stad Amsterdam en vanwege het Tollens Fonds in 1948 een late, openbare erkenning gevonden.Bibl.: In den stroom (1920); Om de stilte (1924); De dansende lamp (1935); Rondeelen en Kwatrijnen (1942); Doortocht (1943, clandestien); Omar Khayam (1944, onder schuilnaam Ponticus); Aan onze Koningin (1945); Verzamelde Gedichten (4 dln, 194749; het 4de dl, Wegen en Wolken, bevat grotendeels nog niet gebundelde verzen).

Lit.: A. Donker, in: Critisch Bulletin, Aug. 1950; A. Roland Holst in: Verz. Werken, 4de dl: Verz. Proza 2 (Bussum 1949).

< >