Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Hendrik Merkus de KOCK

betekenis & definitie

baron, Nederlands officier en staatsman (Heusden 25 Mei 1779 ’s-Gravenhage 12 Apr. 1845) was in 1794 luitenant bij het bataljon van Daendels; hij trad in 1795 in dienst van de Bataafse Republiek. Na enige malen Nederland in het buitenland te hebben vertegenwoordigd, ging hij over naar de Marine als kapitein ter zee (1801); in 1804 was hij chef van de generale staf.

Naar Indië vertrokken, werd hij in 1807 commandant van Java’s Oosthoek, Grissee en Madoera, in 1808 kolonel en adj.-generaal van de G.G. In Franse dienst overgegaan (1810), werd hij aangewezen als opvolger van G.G. Janssens. 17 Sept. 1811 begon het Engelse tussenbestuur op Java; als krijgsgevangene werd De Koek naar Engeland overgebracht. Na zijn vrijlating (Dec. 1813) trad hij in Nederlandse militaire dienst. In 1817 naar Indië vertrokken, werd hij benoemd tot gouverneur der Molukken. Daarna trad hij op als Legercommandant (5 Mei 1819). Hij onderscheidde zich als bevelhebber van de Palembang-expedities (1819, 1821). Benoemd tot Luitenant-Gouverneur-Gene-raai van ’s Rijks Aziatische bezittingen en plv. G.G. (26 Nov. 1821) nam hij het laatste ambt waar na het vertrek van G.G. Van der Capellen tot de komst van diens opvolger de Commissaris Generaal Du Bus de Gisignies en opnieuw na diens vertrek tot de komst van de G.G. Van den Bosch. Als Legercommandant leidde hij de strijd tegen Dipo Negoro. 16 Jan. 1830 vertrok De Koek naar Nederland, waar hij in 1831 werd aangesteld tot bevelhebber der troepen in Zeeuwsch-Vlaanderen. Met de titel van baron in de adelstand verheven (t 835)1 bekleedde hij van 1 Dec. 1836 tot 12 Mei 1841 het ambt van minister van Binnenlandse Zaken. Na zijn ontslag werd hij Minister van Staat en Kanselier der beide Ned. orden. 8 Jan. 1842 werd hij Lid van de 1ste Kamer. Naar hem is genoemd Fort de Koek, hoofdplaats van de Padangse Bovenlanden.

< >