Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Cornelis petrus tiele

betekenis & definitie

Nederlands godsdiensthistoricus (Leiden 16 Dec. 1830-11 Jan. 1902), studeerde]|aan'het Remonstrantse seminarie te Amsterdam, promoveerde in 1853, werd daarop predikant te Moordrecht, in 1856 te Rotterdam en in 1873 hoogleraar aan hetzelfde, doch nu naar Leiden verplaatste seminarie. In 1877 bezette hij voorts de zojuist opgerichte leerstoel in godsdienstgeschiedenis aan de Leidse universiteit.

Hij is een der grondleggers van de godsdienstgeschiedenis als academisch leervak en als vak van onderzoek. Vooral wat haar methode betreft, heeft deze jonge wetenschap zeer veel aan hem te danken. Volgens hem moet het wezen van de godsdienst op de grondslag van alle historische godsdiensten bepaald worden.Bibl.: Gedichten (Haarlem 1863); De godsdienst van Zarathustra (Haarlem 1864, ook als: Het Pärzisme); Vergelijkende gesch. d. Egypt. en Mesopotam. godsdiensten (Amsterdam 1869/’72); Gesch. v. d. godsdienst tot aan de heersch. d. wereldgodsdiensten (Amsterdam 1876, 3de dr.: Gesch. v. d. godsdienst in de Oudheid tot op Alexander d. Groote, 2 dln, 1891-1902, Duitse vert.: 2 dln, 1895-1903); Kompendium der Religionsgesch. (Potsdam 1880, 3de dr. bew. d. N. Söderblom 1903, 13de dr. 1931); BabylonischAssyrische Gesch., 2 dln (Gotha i886-’88); Elements of the Science of Religions, 2 dln (Edinburgh 189 7-99, Gifford Lectures; Ned. uitg.: Inl. tot de godsdienstwetenschap, 2 dln, I897-99, 2de dr. 1900, Duitse vert.: 2 dln, 1899-1901); Hoofdtrekken der godsdienstwetenschap (Amsterdam 1901, Duitse vert. 1904).

Lit.: J. H. de Ridder, C. P. T., in: Mannen en vrouwen van beteekenis XXXI, 7 (Haarlem 1900); P. D. Chantepie de la Saussaye, G. P. T., in: Jaarboek v. d. Kon. Akad. v. Wet. (1902).

< >