is een lichaam, opgericht krachtens de Beleggingswet Stbl. 507 van 1928, waarvan de nader gewijzigde tekst laatstelijk is bekend gemaakt bij K.B. van 17 Mrt 1939, Stbl. 400. Het is gevestigd te Amsterdam en is belast met de regeling van de belegging der gelden en van het te gelde maken der beleggingen van de fondsen der sociale verzekering, het algemeen burgerlijk pensioenfonds, de rijkspostspaarbank en de postchèque- en girodienst.
De belegging moet geschieden in obligaties van een soort als door de wet aangewezen, die ook de verplichte deelneming in leningen regelt, welke het Rijk uitgeeft. Belegging van gelden op een termijn van zes maanden of korter mag ook op andere wijze dan die van duurzame belegging geschieden, en wel door de besturen en fondsen zelf, naar algemene regelen, door de Beleggingsraad gesteld. Overigens wordt over de belegging beslist door die Raad, en wel eventueel bij meerderheid van stemmen, waarbij de voorzitter ingeval van staking der stemmen de beslissing heeft. De besturen, resp. de voorzitters van de organen, waarbij de fondsen behoren, voeren die beslissingen uit. De aan- en verkopen ter beurze zelf geschieden door tussenkomst van een persoon of orgaan, door den minister van Financiën aangewezen.De Raad bestaat uit zeven leden, allen Nederlanders, van wie vijf, inclusief den voorzitter, met hun plaatsvervangers, door de Kroon worden benoemd en ontslagen, de overige twee met hun plaatsvervangers door de directie van de Nederlandse Bank. De voorzitter wordt benoemd voor onbepaalde tijd. De andere leden treden volgens rooster af, telken jare twee; zij zijn eerst na een jaar herbenoembaar, tenzij het lidmaatschap nog geen drie jaar heeft geduurd.
MR DR A. L. SCHOLTENS