hertog van Brabant en Limburg (Aug. 1384 - Azincourt 25 Oct. 1415), was de tweede zoon van Philips den Stoute, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen, en van Margaretha van Male. Bij zijn verloving in 1393 met Johanna, enige dochter van Walram van Luxemburg, graaf van Saint Pol, ontving hij van zijn vader het graafschap Rethel en de belofte van de opvolging in Brabant en Limburg.
In 1396 werd hij door zijn oudtante, hertogin Johanna van Brabant, officieel als erfgenaam erkend (z stamboom bij Bourgondische Huis). Anton’s opvoeding zou voortaan aan het Brabantse hof plaatshebben. In 1401 aanvaardden ook de Staten van Brabant deze regeling. Johanna droeg in 1404 het bestuur van Brabant over aan haar nicht Margaretha van Male, die met haar gemaal reeds in 1396 het feitelijke bezit van Limburg had ontvangen. Anton, tot ruwaard aangesteld, werd na de dood van zijn moeder (1405) en van Johansia (1 Dec. 1406) hertog van Limburg en van Brabant (1406-1415), waarmede Antwerpen weer werd verenigd. Rethel had hij reeds in 1404 aan zijn jongeren broeder Philips afgestaan.Als hertog voerde Anton, in nauwe samenwerking met zijn oudsten broeder Jan zonder Vrees en met zijn zwager Willem. VI van Holland-Henegouwen, een zowel Brabantse als Bourgondische politiek. De keizerlijke of dynastieke aanspraken, die de Rooms-koningen Ruprecht van de Palts en Sigismund van Luxemburg op Brabant en Limburg lieten gelden, hadden geen succes, mede door de afwijzende houding van de Staten van het land. De dreiging van een gewapende interventie in Brabant, naar aanleiding van de kroningsreizen naar Aken zowel van Ruprecht (1407) als van Sigismund (1414), dreef voorbij. Het ieger dat Anton bij de eerste gelegenheid op de been had gebracht, dwong in 1407 Reinald IV van Gelre voor het veelomstreden Grave leenhulde te doen. Na het overlijden van Johanna van Saint-Pol (1406) — die hem twee zoons had geschonken: Jan (IV) en Philips (van Saint-Pol) — ging Anton op 16 Juli 1409 een tweede huwelijk aan met Elisabeth, dochter van Jan van Luxemburg, hertog van Görlitz, uit welk huwelijk ii. 1410 een zoon werd geboren, die in hetzelfde jaar stierf.
De afgezette Rooms-koning Wenceslaus (Wenzel), oom van de bruid, deed in zijn dubbele hoedanigheid van Rooms-koning en hertog van Luxemburg afstand van al zijn rechten op Anton’s landen en schonk aan het echtpaar de bevoegdheid Luxemburg en Chiny terug te kopen van zijn neef Joost van Moravië, die ze in pand had. Na diens dood in 1411 ging het pandbezit van Luxemburg op hen over Verzet van de adel van dit hertogdom, gesteund door koning Sigismund, maakte drie veldtochten noodzakelijk (1412-1414). Anton steunde Jan zonder Vrees trouw in diens strijd met de Armagnacs in Frankrijk. Door zijn bemiddeling bij de vrede van Atrecht van 1414 hielp hij zijn broeder uit een moeilijke situatie. Hij volgde hem echter niet in zijn politiek van afzijdigheid tegenover de Engelse inval en sneuvelde bij Azincourt. Zijn lijk werd overgebracht naar de abdij van Tervuren.
Het binnenlands beleid van hertog Anton was, in overeenstemming met Frans-Bourgondische regeringsmethoden, gericht op centralisatie en versterking van de vorstelijke macht. Dit streven stuitte evenwel op verzet bij de aan hun privileges gehechte onderzaten. Van de Rekenkamer en de Raad (gerechtshof), die hij in 1406 te Vilvoorde inrichtte, heeft alleen de eerste gefunctionneerd.
DR A. G. JONGKEES
Lit.: L. P. Gachard en Ch. Piot, Itinéraire d’Antoine, duc de Brabant, de 1407 à 1415 (in: Collection des voyages des souverains des Pays-Bas, dl IV, Bruxelles, 1882); F. Quicke, Rectifications et compléments à l’Itinéraire . . . etc. (in: Mélanges d’Hist. H.
Pirenne, dl II, Bruxelles, 1926); N. van Werveke, Die Erwerbung des Luxemburger Landes durch Anton von Burgund (Luxemburg 1891); F. Quicke in: Geschiedenis van Vlaanderen o.l.v. R. van Roosbroeck, dl III (Brussel-Amsterdam 1938), p. 53-59, 83-98.