Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Anton friedrich BÜSCHING

betekenis & definitie

theoloog en aardrijkskundige (Stadthagen, Schaumburg Lippe, 27 Sept. 1724 -Berlijn 28 Mei 1793), werd in 1754 buitengewoon (in 1759 gewoon) hoogleraar in de wijsbegeerte te Göttingen. Hij was van 1761-1765 Luthers predikant te St Petersburg, vestigde zich daarna te Altona en werd vervolgens rector van het gymnasium „Zum grauen Kloster” te Berlijn.

Bibi.: Neue Erdbeschreibung (ii dln, Hamburg 1754—1792), waarin o.a. de statistische methode werd toegepast; Magazin für Historiographie und Geographie (25 dln, Halle 1767-1793); Beiträge zur Lebensgesch. merkwürd. Personen (6 dln, 1783-1789).

Lit.: G. de Jong, De Duitse landbeschrijving in de 18e eeuw (1947).

< >