vermaard godgeleerde te Parijs en ijveraar voor het pantheïsme (gestorven ± 1207), was afkomstig van Bena bij Chartres. Onder invloed van Scotus Eriugena leeraarde hij de substantiële eenheid van het geschapene met het goddelijke, dat zich in aards-zinnelijke vorm openbaart.
Op bevel van de Universiteit van Parijs en van paus Innocentius III herriep hij in 1204 zijn dwaling. Zijn aanhangers echter, de Amalricani, onder wie inzonderheid David van Dinant, bouwden het stelsel verder uit en leidden er zedelijke gevolgtrekkingen uit af: 1. God is oorzaak van willen en handelen: dus geen onderscheid tussen goed en kwaad, geen zedelijke verantwoordelijkheid.
2. De derde openbaring Gods geschiedt in Amalrik en komt in zijn volgelingen tot volkomenheid. In deze kerk van den H. Geest zijn sacramenten en uitwendige eredienst overbodig. De leer der Amalricani werd door de Synode van Parijs (1210) en de Algemene Kerkvergadering van Lateranen (1215) veroordeeld wegens haar pantheïsme en haar verwantschap met de heersende dwalingen van de Katharen en de Albigenzen en van Joachim van Fiore. Het gebeente van Amalrik werd uit de gewijde aarde verwijderd en velen van zijn aanhangers werden naar de brandstapel verwezen.
DB E. BLONDEEL O. CAP.
Lit.: P. A. Mens, Het ontstaan en de ontwikkeling der begijnen en begarden; A. Chollet, Amaury de Béne in: Dict. de théol. cath., I (936-940); G. Théry, Autour du décret de 1210 : I David de Dinant; id., Autour etc., II Alexandre d’Aphrodisie, Le Saulchoir; G. Gapelle, Autour etc., III Amaury de Béne (Paris 1932).