Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Albert abraham hijmans van den bergh

betekenis & definitie

(Rotterdam 1 Dec. 1869 - Utrecht 28 Sept. 1943), studeerde geneeskunde te Leiden, waar hij in 1895 tot arts bevorderd werd en later promoveerde. Hij was geneesheer te Rotterdam, van 1900-1912 eerste geneesheer aan het ziekenhuis aan de Coolsingel aldaar.

In 1912 werd hij hoogleraar in de inwendige geneeskunde te Groningen, in 1918 te Utrecht. Hij was niet alleen een bekwaam clinicus en een goed docent, maar verdiende ook zijn sporen in het wetenschappelijk onderzoek. Vooral zijn werk over de derivaten der bloedkleurstof en over de galkleurstofiën is van blijvende betekenis te achten.Bibl. : Over de giftigheid der urine en de leer der auto-intoxicatie, (diss. 1896); Levensverzekeringsgeneeskunde (samen met Nolen en Siegenbeek van Heukelom) (1916, 3de dr. 1923); Voordrachten over suikerziekte (1925, 2de dr. 1930); Der Gallenfarbstoff im Blute (1928) ; Leerboek der inwendige geneeskunde (samen met G. D. de Langen en I. Snapper) (1940, 4de dr. 1949)

< >