Zwaardekroon (Hendrik) of Swaardecroon, van 1718 tot 1725 gouverneur-generaal van Neêrlandsch Indië en geboren te Rotterdam omstreeks het jaar 1660, vertrok in 1680 als adelborst naar zee. Na zijne aankomst in Indië werd hij secretaris van den commissarisgeneraal van Reede en bleef tot aan den dood van laatstgenoemde (1691) in die betrekking, terwijl hij tevens in 1686 tot boekhouder en onderkoopman was benoemd. In 1694 werd hij opperkoopman te Batavia en in 1695 bevelhebber van Jafna-Patnam op Ceylon, waar hij tot 1699 bleef. Vervolgens vertrok hij als directeur naar Suratte, waar hij werkzaam was tot 1703.
Na zijne terugkomst te Batavia werd hij in 1704 buitengewoon, en in 1715 gewoon raad van Indië en in 1718 gouverneur-generaal en bevorderde als zoodanig met kracht den handel op China. Onder zijn bewind werd eene gevaarlijke zamenzwering ontdekt, gesmeed door zekeren Erberveld en een aantal inlanders, om alle Europeanen om te brengen. De schuldigen werden gestreng gestraft. Na een oorlog in het oosten van Java onderwierpen zich de opstandelingen in 1723 aan het Nederlandsch gezag. Ook had Zwaardekroon zich reeds in 1719 verdienstelijk gemaakt door de eerste planting van den koffijboom op zijn buitengoed Kadoewang, waardoor hij den grondslag legde voor de belangrijkste cultuur op Java. Als gouverneur-generaal deed hij beslag leggen op het schip Roggeveen, dat eene reis om de wereld had volbragt, op grond dat het-door de West-Indische Compagnie uitgerust, langs een verboden weg in Indië was gekomen, — ’t geen aanleiding gaf tot heftige geschillen tusschen de beide Compagnieën. In 1725 legde Zwaardekroon zijn ambt neder, maar bleef in Indië. Later ontving hij een geschenk van de Oost-Indische Compagnie als blijk van erkentelijkheid voor de door hem bewezene belangrijke diensten en overleed den 12den Augustus 1728.