Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zwaardbroeders

betekenis & definitie

Zwaardbroeders is de naam van eene geestelijke ridderorde, in 1202 gesticht door bisschop Albert te Riga, om strijd te voeren tegen de Heidenen in Lijfland, en door paus Innocentius III bevestigd. De ridders, die zich „broeders der christelijke ridderschap” noemden, hadden den regel en het gewaad aangenomen der Cisterciënsers; zij droegen een witten rok en mantel, maar hadden op de borst de roode afbeelding van twee kruisgewijs over elkander gelegde zwaarden. Hieraan ontleenden zij den naam van Zwaardbroeders of Zwaarddragers. Haar eerste grootmeester was Vinno (Weinhold) von Rosbach, onder wiens bestuur zij in 1207 het derde deel van Lijfland en van de nog te veroveren gewesten in eigendom verkregen.

De hoofdzetel der Orde was Ordenburg te Wenden, waar ook de grootmeesters werden begraven. Hoewel de Zwaardbroeders, bijgestaan door den Bisschop, in 1224 nagenoeg geheel Esthland met Reval veroverden, achtten zij het van belang, zich met de Duitsche Orde te vereenigen, hetgeen plaats had in 1237. Sedert dien tijd werden de Zwaardbroeders bestuurd door een landmeester (magister provincialis), door den grootmeester der Duitsche Orde benoemd. Hunne hoofdstad was Riga. Toen in 1513 de landmeester Walther von Plettenberg (1494—1835) de Duitsche Orde bij haren oorlog in Polen met geld ondersteunde, vergunde de toenmalige grootmeester, markgraaf Albrecht van Brandenburg, in 1521 aan de Zwaardbroeders eene zekere onafhankelijkheid van de Duitsche Orde en het regt om zelven hun opperhoofd te kiezen. Walther begunstigde de Hervorming en voegde zich in 1531 bij het Schmalkaldisch Verbond. Intusschen was het voortbestaan van eene geestelijke orde in een Protestantsch land eene ongerijmdheid. Toen de grootmeester Gotthard Ketteler (sedert 1559) bij den Keizer en het Rijk geen bijstand vond, terwijl de Russen reeds sedert 1568 zijn land op de schandelijkste wijze teisterden, begaf hij zich onder de hoede van Polen, legde in 1561 zijne waardigheid neder, stond Lijfland af aan Polen en werd van wege dit rijk als hertog met Koerland en Semgallen beleend.

< >