Werff (Adriaan van der), een verdienstelijk historie- en portretschilder, geboren te Kralingen bij Rotterdam den 24sten Maart 1659. Hij behoorde tot een aanzienlijk geslacht en ontving onderwijs van Cornelis Picolett, een middelmatig portretschilder te Rotterdam. Later kwam hij onder de leiding van Eglon van der Neer en verwierf door genrestukjes en portretten een goeden naam. De Keurvorst van de Pfalz bezocht hem te Rotterdam en bestelde eenige schilderijen, die door van der Werff zelven naar Düsseldorf werden gebragt, waar hij in vaste betrekking kwam bij dien Vorst, welke hem 4000 gulden toelegde voor elk zestal maanden, dat hij te Düsseldorf zou doorbrengen.
Daarenboven gaf hij den schilder gedurig kostbare geschenken en verhief hem en zijne nakomelingen in den adelstand. Voorts leverde van der Werff aan den hertog van Wolfenbüttel eenige stukken, die ruim werden betaald. Zijn roem was echter grooter bij zijne tijdgenooten dan bij de nakomelingschap. Wél erkent men, dat hij een uitmuntend teekenaar was, die zijne schilderijen met zorg behandelde, maar het gemaniëreerde en gelikte in zijn schildertrant steekt ongunstig af bij den krachtigen penseelstreek van Rembrandt en bij het levendig natuurgevoel van andere meesters der oud-Hollandsche school. Op het Trippenhuis te Amsterdam heeft men van hem: zijn eigen portret, — eene „Heilige familie", — „Psyche en Cupido op een rustbed”, — een „Landschap met een spelenden herder en eene dansende nymf”, — en een „H. Hiérónymus”, — en in het Mauritshuis te ’s Gravenhage: het „Portret van een magistraatspersoon”, — en „De vlugt naar Egypte”. Voorts heeft men stukken van hem in het Louvre te Parijs, in de Hermitage te Petersburg, in het muséum te Dresden en vooral in de Pinacotheek te München (34 stukken).
Van der Werff beoefende ook de bouwkunst, boetseerde en sneed figuren in hout. Eene verzameling van 70 portretten, door hem op papier met terpentijnverf geschilderd bij de „Geschiedenis van Engeland” van Larrey, werd in 1840 voor ruim duizend gulden verkocht. Hij overleed in 1722. — Zijn jongere broeder Pieter, geboren in 1665, schilderde in denzelfden trant. Van dezen heeft men in het Trippenhuis te Amsterdam: „Twee meisjes, die een klein standbeeld met bloemen versieren”, — en „Een jong meisje, dat een Venusbeeldje wil nateekenen”. Ook te Berlijn, te Dresden enz. heeft men stukken van zijne hand. Hij overleed in 1718.