Reisz (Wilhelm), een vermaard reiziger, geboren te Manheim in 1838, volbragt sedert 1855 wetenschappelijke reizen op Sicilië, Madeira, de Azorische en de Canarische Eilanden, en in het zuiden van Portugal, vestigde zich in 1864 als privaatdocent te Heidelberg, reisde in 1866 in Griekenland en ondernam in 1868 met Stübel een togt naar Zuid-Amerika, vanwaar hij eerst in 1876 terugkeerde. Hij bezocht de merkwaardigste gedeelten des lands, vertoefde 5 jaar te Quito, en koos na zijne terugkomst Berlijn tot woonplaats. Hij schreef o. a.: „Die Diabasund Lavenformation der Insel Palma (1861)”, — „Die tertiären Schichten von Santa Maria (Azoren)
(1862)”, — „Ausflug nach den vulkanischen Gebirgen von Aegina und Methana 1866 (met Stübel, 1867)”, — „Santorin. Die KameniInseln (met Fritsch en Stübel, 1867)”, — „Geologische Beschreibung der Insel Teneriffe (met Fritsch, 1868)”, — en „Geschichte der vulkanischen Ausbrüche bij Santorin (met Stübel, 1868)”.