Pergolese (Giovanni Battista), een vermaard componist, geboren den 3den Januarij 1710 te Jesi bij Ancona, ontving sedert 1717 zijne opleiding in het conservatorio dei poveri di Gesu Cristo te Napels, vooral onder Gaetano Greco, Durante en Feo, en schreef als leerling reeds het drama: „San Guglielmo d’Aquitania”. In 1732 vond zijne opera: „Salustia” grooten bijval, en daarop volgde het intermezzo: „La serva padrona”. In bovengemeld jaar componeerde hij eene 10-stemmige mis, benevens een vesper voor dubbel orkest, en tot aan 1735 nog de opera’s: „II frate innamorato”, — „II prigioniere superbo”, — „Adriano in Siria”, — en „II Flaminio”, benevens het intermezzo: „Lirietta e Tracollo”. Daar zijne „Olympiade”, in 1735 geschreven, niet beviel, keerde hij uit Rome naar Napels terug, om er zijne krachten te wijden aan de kerkelijke muziek.
Hij schreef er: „Dixit” en „Laudate”, de cantate „Orfeo”, een „Salve regina”, en zijn zwanenzang, het „Stabat mater”, hetwelk hem een Européschen roem bezorgde. Hij overleed, weinige dagen na de voltooijing van dit laatste, den 16den Maart 1736. Door zijn zuiveren smaak heeft hij zich op het gebied der muziek zeer verdienstelijk gemaakt.
