Orenburg, een Russisch gouvernement aan de grenzen van Europa en Azië, paalt in het noorden aan Perm, in het noordoosten aan Tobolsk, in het oosten en zuidoosten aan het gebied van Toergai, in het zuiden aan het land der Orenburgsche Kirghisen en in het westen aan dat der Oeral-Kozakken en aan de gouvernementen Samara en Oefa, en telt op 3475 geogr. mijl omstreeks één millioen inwoners.
Het westelijk gedeelte is eene bergstreek, gevormd door den Oeral met eene volstrekte hoogte van 1500 Ned. el en door zijne half zoo hooge uitloopers. Zuidwaarts wordt het gebergte lager, zoodat het bij den mond der Ik slechts 125 Ned. el hoog is. De landstreek tusschen de grenzen van het gouvernement Samara en de Ik, alsmede het geheele oostelijke gedeelte van den linkeroever der Oeral is eene steppe, die allengs tusschen de rivieren Tobol en Oei aan de eene en Mijas aan de andere zijde in eene lage vlakte overgaat.
Behalve door laatstgenoemde rivieren, welke tot het stroomgebied van de Tobol behooren, wordt Orenburg besproeid door de zeer vischrijke, maar niet bevaarbare Oeral, die de Samara, de Ik, de Or, de Ilek enz. opneemt. Tot het gebied der Wolga behooren er de Bjelaja (eene zijrivier der Kama) en de Samara. Men heeft er 1500 meren, van welke 70 magnesia en 12 keukenzout opleveren. De gemiddelde warmte van het jaar bedraagt er in de hoofdstad + 3°C. Eene koude van -37°C. en eene warmte van + 37°C. zijn er intusschen niet zeldzaam. Het aantal regendagen beloopt er ongeveer 120 en de regenhoeveelheid 420 Ned. streep in het jaar.
De bodem bevat er veel klei, met zand vermengd; hij is in het gebergte steenachtig en levert in de dalen veel teelaarde. Groot is er de rijkdom van verschillende delfstoffen; men verkrijgt er vooral koper aan de westelijke helling van het Oeralgebergte, goud aan den bovenloop der zijrivieren der Oeral en Tobol aan de oostelijke helling van het Oeralgebergte, magneetijzersteen bij den bekenden Magneetberg, zilver, lood en zout bij Iletzk, alsmede in de meren. Men vindt groote bosschen van naaldhout ten noorden van het Oeralgebergte en op zijne hellingen, terwijl men in de vlakte slechts op enkele plaatsen loofwouden aantreft.
Behalve met de mijnontginning houdt men er zich bezig met het bereiden van leder, het stoken van brandewijn, het zieden van zeep enz. Veel belangrijker echter is er de handel, die voornamelijk zijn zetel heeft in de hoofdstad en in Troizk, alsmede op de jaarmarkten te Tsjejaba, Koertamysj en Tsjoemlak.
Onder de inwoners telt men 246.000 Basjkiren, 229.000 Kozakken en 42.000 Kirghisen, benevens een bont mengsel van Slawen, Finnen en Aziaten. Van hen belijden 245.000 de Mohammedaansche godsdienst, doch het meerendeel de Grieksch-Katholieke. De voornaamste bronnen van bestaan zijn er: veeteelt, landbouw, visscherij, bijenteelt en de reeds vermelde nijverheid. Men vindt in Rusland betrekkelijk nergens zooveel vee als in Orenburg. In 1871 telde men er op elk 100-tal inwoners ruim 69 paarden, 52 runderen, 104 schapen, bijna 8 zwijnen en 6½ geit, en daarenboven nog een groot aantal kameelen ten behoeve van het goederenvervoer.
De grenzen van dit gouvernement zijn meermalen gewijzigd, het laatst in 1865, toen het gouvernement Oefa van Orenburg werd afgenomen en het land der Orenburgsche Kozakken bij Orenburg werd ingelijfd met de bepaling, dat de Ataman der Kozakken tegelijkertijd gouverneur van Orenburg zou wezen. Het gouvernement is in 5 arrondissementen verdeeld.
De evenzoo genoemde hoofdstad bestaat uit de eigenlijke stad, in eene groote vlakte op den hoogen regter oever der Oeral gelegen, en den Ruilhof, waar de karavanen een onderkomen vinden, op den anderen oever. Zij is de zetel van een gouverneur-generaal, die daarenboven bewind voert over het gouvernement Oefa, het gebied van Toergai enz. Men heeft er breede, regelmatig aangelegde straten, een groot marktplein, eene Luthersche, eene R.-Katholieke en 12 Grieksch-orthodoxe kerken, 4 moskeeën, een schouwburg, een stadstuin, een tuighuis, kazernes, banken, boekwinkels, verschillende inrigtingen van onderwijs, onder welke eene militaire school, een militair progymnasium, eene school voor meisjes enz.
De fabrieknijverheid is er van weinig belang, maar van groot gewigt is er de handel, die door den in 1877 geopenden spoorweg Samara-Orenburg niet weinig zal toenemen. Jaarlijks verschijnen er meer dan 100 karavanen uit Bokhara, Chiwa, Khokand en Tasjkend en brengen er katoen, vee, zijde, huiden enz. om ze te verruilen tegen geweven stoffen, metalen voorwerpen, suiker, graan enz.
Orenburg werd in 1735 op de plaats van het hedendaagsche Orsk aan de Or als grensvesting gesticht, doch in 1740 eerst 190 Ned. mijl naar de zijde van de Roode Bergen (thans Krasnagorsk) en in 1743 wegens het ongezonde klimaat naar de tegenwoordige plek verplaatst.
Nadat zich de stad gedurende een half jaar tegen eene belegering door Poegatsjew dapper verdedigd had, werd zij tot gouvernementshoofdstad verheven; zij verloor dien rang in 1802, om hem in 1865 te herkrijgen. Nadat de Russen de grenzen des rijks naar de zijde van Centraal-Azië hebben vooruitgeschoven, heeft Orenburg als grensvesting geene beteekenis meer.