Een Italiaansch schrijver , geboren te Mantua in 1826, studeerde te Pavia in de regten en legde zich tevens toe op de letteren. Nadat hij voor de nationale zaak tegen de Oostenrijkers gestreden had, nam hij de wijk naar Frankrijk en schreef er: „Quelques mots sur la défense de Vénise (1849)”, gevolgd door: „L’idea italiana attraverso i tempi (1850)”. In 1851 vestigde hij zich te Milaan, nam er deel aan de zamenzweringen van Mazzini en schreef in den „Crepusculo”, waarin o. a. zijn: „Enrico Heine e il movimento letterario in Germania (1857)” verscheen. Nadat hij aan de groote gebeurtenissen in Italië ijverig deel genomen had, werd hij lid van den gemeenteraad van Milaan en in 1860 van het Italiaansche Parlement.
Van dit laatste lidmaatschap deed hij echter afstand in 1867, om zich onverdeeld aan de belangen der stad Milaan te kunnen wijden. Zijne geschriften, die zich door een schitterenden stijl onderscheiden, zijn verzameld in de: „Studi di letteratura e d’arte (1873)”en in de: „Studi di politica e di storia (1875)”. Ook als dichter trad hij op in: „Piazza d’armi, bozzetto milanesa (1874)”, — „In casa, fantasia infernale (1876)”, — en „Legnano, grande e piccole storie (1876)”, terwijl hij tevens als schilder een goeden naam heeft verworven.