Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Lollarden of Lolharden

betekenis & definitie

Lollarden of Lolharden is de naam der leden van een godsdienstig genootschap, hetwelk zich wijdde aan de zorg voor zieken en gestorvenen. Het ontstond omstreeks het jaar 1300 te Antwerpen, alwaar eenige vrome lieden zich verbonden tot het ter aarde bestellen van dooden.

Zij werden wegens hunne eenvoudige levenswijze en hun behoeftig voorkomen Matemans, naar hun beschermheilige Alexisbroeders, wegens het bewonen van cellen Cellieten, en wegens hun lollen (zacht zingen) Lollarden genaamd, omdat zij bij begrafenissen op treurigen en gedempten toon zongen. Zij verspreidden zich over de Nederlanden en Duitschland, en wegens de besmettelijke ziekten, welke in dien tijd heerschten, waren zij vooral in de steden zeer welkom. Inmiddels werden zij door de geestelijkheid en door de bedelmonniken, wier inkomsten zij met vermindering bedreigden, met de kettersche Begharden op ééne lijn gesteld en vervolgd, totdat GregoriusXI in 1374 en 1377 voorwaardelijk hun bestaan handhaafde.

Hoewel het genootschap door mannen was gesticht, ontstonden, bijv. te Keulen, ook vereenigingen van vrouwen, die denzelfden regel volgden. Zelfs nog in de 18de eeuw vond men in de Nederlanden en te Keulen vrome broederschappen, die van de Lollarden afkomstig waren, doch niet langer aan de oorspronkelijke bestemming beantwoordden. Gelijk de aanhangers der geestelijkheid in de Nederlanden en in Duitschland de namen Lollarden en Begharden als scheldnamen bezigden, waarmede zij zoowel vrome, weldadige lieden als huichelaars, zoowel de broederschap des gemeenen levens, door Geert Groote gesticht, als luije bedelaars bestempelden, zoo gaf men in Engeland den naam van Lollards aan de volgelingen van Wicliffe, omdat deze in het strijdperk durfden treden tegen den Paus en de geestelijkheid.

< >