Lom (Johan Hendrik van), een Nederlandsch wis- en natuurkundige, geboren te Nijmegen den 21sten December 1704, studeerde te Utrecht en promoveerde er in de wis- en natuurkunde.
In 1729 werd hij hoogleeraar aan het gymnasium te Bremen en aanvaardde die betrekking met eene redevoering: „Over de noodzakelijkheid der wiskunde voor de kennis der natuur”, en in 1735 aan de académie te Harderwijk, waar hij sprak: „De vinculo rationis cum experientia in scientia naturali”. Bij herhaling zag hij zich aldaar benoemd tot rector magnificus, en overleed in April 1763. Hij schreef: „De necessitate matheseos in physica (1729)”, — „Oratio de methodo vera tractandi physicam (1732)”, — en „Observatio singularis cujusdam phaenomeni in coelo conspicui etc. (1773)”, terwijl hij eene uitgave leverde der „Elementa” van Euclides met eene levensbeschrijving van dezen wiskundige (1738).