Leicester (Robert Dudley, graaf van), uitgesproken als Leshter, gunsteling van koningin Elizabeth van Engeland en geboren in 1531, was een zoon van den hertog van Northumberland, die Jane Gray op den troon plaatste. Naar aanleiding der gebeurtenissen, welke zijn vader op het schavot bragten, zou de jonge Dudley een dergelijk lot ondergaan, doch koningin Maria schonk hem genade. Later genoot hij de gunst van Elizabeth, en de eergierige Dudley, versierd met groote gaven naar de wereld, maakte daarvan ijverig gebruik. Bij het aanvaarden der regéring benoemde de Koningin hem tot opperstalmeester, vervolgens tot geheimraad en overlaadde hem met weldaden.
Zelfs hoopte hij op de hand van Elizabeth, poogde de huwelijksvoorstellen van Oostenrijk en Frankrijk onschadelijk te maken en bragt waarschijnlijk zijne gemalin Amy Robsart, in 1550 door het huwelijk met hem verbonden, door vergif om het leven. Elizabeth verzocht voor haren gunsteling in 1564 de hand van Maria Stuart, koningin van Schotland, en benoemde hem tevens tot graaf van Leicester en baron van Denbigh, doch dit aanzoek was voorzeker niet ernstig gemeend, daar zij weldra een einde maakte aan de onderhandelingen. Toen Maria in 1568 bescherming zocht in Engeland, scheen Leicester hare belangen te bevorderen door het plan van haar huwelijk met den hertog van Norfolk te ondersteunen. Daar echter die zamenspanning hem met gevaar bedreigde, verried hij zijne medepligtigen aan Elizabeth en voegde zich bij hen, die den dood van Maria beoogden. Donkerder wolken pakten zamen boven zijn hoofd, toen Elizabeth uit Frankrijk vernam, dat hij in het geheim gehuwd was met de weduwe van den graaf van Essex, dien hij waarschijnlijk door vergif had uit den weg geruimd. Doch ook ditmaal gelukte het den sluwen hoveling, den toorn der Koningin tot kalmte te brengen. Zij benoemde hem in 1585 tot opperbevelhebber der hulptroepen, die ter bestrijding van Spanje naar Nederland werden gezonden, en voorzag hem van geheime voorschriften, die geen ander doel hadden dan de onderwerping der Nederlandsche gewesten aan haren schepter te verzekeren. Leicester onderscheidde zich in zijne nieuwe betrekking door zijne aanmatigende en willekeurige handelwijze.
Hij dwong de Nederlanders om hem in Februarij 1586 te verheffen tot stadhouder-generaal en tot bevelhebber der krijgsmagt te water en te lande en toonde daardoor ten duidelijkste, dat hij eene onbeperkte heerschappij verlangde. Welligt zou hij in dien benarden tijd zijn doel bereikt hebben, indien de kloeke en schrandere Johan van Oldenbarneveldt zich niet met kracht tegen zijne eischen had verzet. De Koningin sprak intusschen geen afkeurend oordeel uit over de middelen, die Leicester aan wendde, maar was tevens van gevoelen, dat hij niet berekend was voor zijne taak, zoodat zij hem in December 1587 terugriep naar Londen. In weerwil van zijne geringe bekwaamheid belastte zij hem vervolgens met het opperbevel over het leger, dat de hoofdstad tegen het gevaar van een aanval van Spanje beveiligen moest, en die keuze had voorzeker voor Engeland noodlottig kunnen worden, zoo de hertog van Parma in staat ware geweest, zijne krijgsmagt uit Vlaanderen derwaarts over te brengen. De Koningin wilde in het uur van gevaar haren gunsteling zelfs tot algemeenen stadhouder van Engeland en Ierland benoemen, doch dit voornemen werd door Burleigh en Hatton verhinderd. Leicester overleed, te midden der luidruchtige feesten, gevierd bij den ondergang der zoogenaamde „Onoverwinnelijke vloot”, op den 4den September 1588.
Hoewel hij gedurende zijn leven een onbepaalden invloed had bezeten op de Koningin, zoodat hij haar straffeloos beledigde, de hoogste waardigheden bekleedde en de schatkist plunderde, was hij in korten tijd vergeten. Nog maar pas had hij zijne oogen gesloten, toen Elizabeth openlijk zijne goederen liet verkoopen, om betaling te verkrijgen van aan haar verschuldigde gelden. Zijn opvolger in de gunst der Vorstin was zijn 25-jarige stiefzoon, graaf Essex. Uit eene geheime, vermoedelijk onwettige betrekking met de weduwe van lord Sheffield (uit het Huis Douglas) liet hij een zoon achter, die den naam droeg van Robert Dudley. Mevrouw BosboomToussaint heeft met opmerkelijk talent het Leicester-tijdvak in Nederland geschilderd, zoodat de predikant Mensinga (thans te Frederiksoord) met regt de handschoen voor haar opnam tegenover de beschouwingen van den hoogleeraar Beijerman, die zich uitsluitend op officiéle acten beriep en daarbij uit het oog verloor, dat de schrandere schrijfster zich door langdurie studie geheel in het behandelde tijdvak had weten te verplaatsen.