Lassalle (Ferdinand), een bekwaam volksleider in sociaal-democratische rigting, geboren te Breslau den llden April 1825, was de zoon van een vermogend Israëlitisch koopman en desgelijks voor den handel bestemd. Hij bezocht het gymnasium in zijne geboorteplaats en de handelsschool te Leipzig, en studeerde te Breslau en te Berlijn in de regten. Ook toen reeds stond hij wegens zijne uitstekende gaven bij vele geleerden hoog aangeschreven. Heine, die hem in 1846 te Parijs had leeren kennen, schonk hem eene dringende aanbeveling aan Varnhagen von Ense, en zelfs von Humboldt verleende hem zijne gunst.
Groot opzien baarden zijne bemoeijingen omtrent het echtscheidingsprocès der gravin von Hatzfeld. Daarbij was sprake van een bewijsstuk, het welk door den assessor Oppenheim en den geneesheer Mendelsohn werd ontvreemd. Intusschen werd Oppenheim vrijgesproken en Mendelsohn tot gevangenisstraf veroordeeld, terwijl Lassalle een verweerschrift ten behoeve van de gravin uitgaf, dat hem een vonnis tot geldboete, gevangenisstraf en verlies van burgerlijke regten bezorgde. Niet lang daarna werd hij beschuldigd van medepligtigheid aan bovengemelde ontvreemding, doch na het voordragen van eene schitterende verdediging door de jury te Keulen vrijgesproken (1848). Bij de verdeeldheid tusschen de regéring en de Nationale Vergadering voegde zich Lassalle bij de Democratische partij en nam deel aan de volksbeweging te Düsseldorf. Hierdoor geraakte hij wederom in hechtenis. De jury sprak hem vrij van de aantijging, dat hij de burgers te wapen had geroepen tegen het Koninklijk gezag, maar het policie-geregt veroordeelde hem wegens verzet tegen de ambtenaren tot 6 maanden tuchthuisstraf. Al die verwikkelingen belemmerden hem niet in het voortzetten van het geding der gravin Hatzfeld, totdat in 1854, na eene negenjarige worsteling, een accoord werd getroffen.
Lassalle bepaalde zich nu weder bij de studie en schreef: „Die Philosophie von Herakleitos des Dunkeln von Ephesos (1858, 2 dln)”, — en, behalve een paar vlugschriften: „Das System den erworbenen Rechte (1861, 2 dln)”. Voorts wendde hij zich tot den werkenden stand, om dezen van vrijzinnige denkbeelden te doordringen. Zijne redevoering, in 1862 in eene werkliedenvereeniging voorgedragen en „Arbeiterprogramm” getiteld, haalde hem al weder gevangenisstraf op den hals, maar schonk hem tevens gelegenheid om door zijne verweerschriften: „Die Wissenschaft und die Arbeiter" en „Die indirecte Steuer und die Lage der arbeitenden Klasse”, — alsmede door de brochure: „Der Lasall’sche Criminalprocesz”, met den arbeidersstand in aanraking te komen. De radicale minderheid der werkliedenvereeniging te Leipzig, niet bevredigd door de sociale maatregelen van Schulze-Delitzsch, rigtte tot Lassalle het verzoek, om zijne denkbeelden uit te spreken over de arbeidersbeweging en over de waarde der associatie voor de onbemiddelde standen. Hierop volgde zijn: „Offenes Antwortschreiben an das Centralcomité zur Berufung eines allgemein deutschen Arbeitercongresses zu Leipzig (1863)”. Hij noemde daarin spaarkassen en winkelvereenigingen gebrekkige hulpmiddelen, terwijl hij de productieve associatie aanbeval, welke de werklieden zelven tot fabriekondernemers maakte.
Hiertoe moest naar zijn oordeel de staatskas te hulp komen, — hetgeen alleen geschieden kon, wanneer de werklieden door middel van een algemeen kiesregt deel verkregen aan het staatsbeheer. Hij verspreidde die denkbeelden in verschillende oorden van Duitschland en bevorderde de oprigting van talrijke arbeidersvereenigingen. Zoowel daardoor als door zijn strijdschrift: „Herr Bastiat Schulze von Delitzsch, der ökonomische Julian, oder Kapital und Arbeit (1864)” verwijderde hij zich van de staatkundig-liberalen. Wederom werd hij wegens eene redevoering, te Solingen gehouden, tot gevangenisstraf veroordeeld, terwijl hij kort daarna onverwacht om het leven kwam. De dochter van den Beijerschen diplomaat von Dönniges namelijk werd verloofd aan den hojaar Racowitza. Daar Lassalle echter oudere regten meende te bezitten, daagde hij den bojaar uit en bezweek aan de ontvangene wonde op den 31sten Augustus 1864.