Laibach, in het Italiaansch Lubiana en in het Sloweensch Ljubljana, de hoofdstad van het Oostenrijksche Kroonland en van het hertogdom Krain — van 1816—1849 hoofdstad van het gouvernement Laibach en van het geheele koningrijk Illyrië —, ligt in de nabijheid der Alpen in eene uitgebreide vlakte en op de beide oevers der door 5 bruggen overspannen Laibach, 1½de uur gaans van den mond der Save, waarover desgelijks eene brug is gelegd ter lengte van 540 schreden. Zij is eene opene stad, op een oneffen grond gebouwd, en heeft onregelmatige, naauwe straten, maar is vrij zindelijk, maakt een aangenamen indruk en telt met hare 8 voorsteden ruim 20000 zielen. De volkstaal is er het Sloweensch, doch de meer beschaafden spreken er Duitsch, terwijl ook velen gebruik maken van het Italiaansch. Laibach is de zetel van het gouvernement van Krain, alzoo van vele ambtenaren enz., — voorts van een militairen kommandant, van een Vorst-bisschop, van eene kamer van Koophandel en Nijverheid enz.
Men heeft er fraaije pleinen, en op het grootste van deze verheft zich eene fontein van Carrarisch marmer met standbeelden van den Italiaanschen beeldhouwer Robla. Tot de merkwaardigste gebouwen behooren: de hoofdkerk, aan St. Nicolaas gewijd, met fraaije schilderijen en fresco's van Quaglio, en onder de 10 overige kerken die van St. Jacob met standbeelden van Robba, de schoone kerk der nonnen van St. Ursula, en de Evangelische kerk, in 1852 ingewijd, — voorts het stadhuis, het kasteel op den berg, de schouwburg, de kazerne, het vorstelijk paleis van het geslacht Auersperg met eene prachtige zaal, het coliséum en het casino. Men heeft er een gymnasium en een progymnasium, een bisschoppelijk seminarium, eene reaalschool, eene meisjesschool, eene normaalschool en een veeartsenijschool. In het muséum vindt men er belangrijke verzamelingen voor natuurkunde en geschiedenis. Ook heeft men er eene landbouwvereeniging en een historisch genootschap, een philharmonisch gezelschap, een hospitaal, een werkhuis enz.
Tot de inrigtingen van nijverheid behooren er eene katoenspinnerij en eene cichoreifabriek. De voormalige doorvoeren commissiehandel met Italië, Zuid-Duitschland, Hongarije, Croatië en de Levant is aanmerkelijk verminderd, ofschoon de stad sedert 1857 door een spoorweg verbonden is met Triëst. Van de nabij de stad gelegene lage gronden is in den laatsten tijd een groot gedeelte tegen overstrooming beveiligd en ontgonnen. — Laibach is het oude Emona of Hemona, dat waarschijnlijk in 59 vóór Chr. door de Romeinen werd bezet, wier legerplaats zich verhief op de plaats, waar men thans de voorstad Gradise aantreft. Deze stad schijnt het toppunt van bloei te hebben bereikt in den tijd, toen zij door Maximus (388 na Chr.) belegerd werd. In 451 werd de stad geheel en al verwoest door Attila, en schoon zij weder opgebouwd was onder de Frankische heerschappij, stond zij in 900 nogmaals ten doel aan de plunderzucht der Hongaren, die evenwel in 914 in hare nabijheid eene nederlaag leden. Voorts moest zij buigen voor verschillende heerschers en meer dan ééne belegering verduren. Het bisdom werd er gesticht in 1461 en in 1788 verheven tot een aartsbisdom, waaraan sedert 1806 den vorstelijken titel verbonden is. Van 1809 tot 1813 eindelijk was deze stad de zetel van het algemeen bestuur der Illyrische provinciën.
In de geschiedenis is Laibach bekend door het naar deze stad genoemde Congrès, dat in December 1820 van Troppau derwaarts werd verlegd. Nadat namelijk op het vorstencongrès te Troppau onderhandelingen waren aangeknoopt in den geest der Heilige Alliantie, wilde men te Laibach gemeenschappelijke maatregelen beramen, om aan alle staatkundige woelingen een einde te maken en de voormalige orde van zaken te Napels en in Sicilië te herstellen. In Januarij 1821 verschenen te Laibach de Keizers van Oostenrijk en Rusland, de Koning van Beide Siciliën en de Hertog van Modena. Voor de leiding der beraadslagingen waren er aanwezig: voor Oostenrijk Metternich, voor Rusland Capodistrias, Nesselrode en Pozzo di Borgo, en voor Pruissen Hardenberg en Bernstorff. Voorts was Gentz er werkzaam als secretaris. Daarenboven bevonden er zich: de Fransche gezanten Caraman, de la Ferronaye en de hertog de Blacas, de Britsche gezant lord Stewart, de Sardinische gezanten de markies de St. Marsan en graaf d'Aglié, de Pauselijke gezant cardinaal Spina, de Siciliaansche gezant prins Spina en gezanten van de overige kleine Staten van Italië.
Het congrès werd den 26sten Januarij 1821 geopend en duurde tot in Mei, daar de opstand in Piémont, alsmede het berigt der onderneming van Ypsilantis in Moldavië, den gang der beraadslagingen vertraagde. Eerst behandelde men de aangelegenheden van Napels en daarna die van Piémont. Volgens de staatkunde, hier door Oostenrijk, Rusland en Pruissen gehuldigd, werd het regt van gewapende tusschenkomst bij burgeroorlog in een naburigen Staat vastgesteld en als een beginsel van het volkenregt erkend. Nadat de rust in Napels en Piémont was teruggekeerd, werd den 12den Mei door de Keizers van Oostenrijk en Rusland eene door hunne ministers en ook door den Pruissischen gezant Krusemark onderteekende verklaring openbaar gemaakt, waarin zij verkondigden, dat zij nimmer van de beginselen, te Laibach vastgesteld, zouden afwijken. Met de aldaar genomen besluiten vereenigde Frankrijk zich desgelijks, zonder evenwel aan het voltrekken daarvan deel te nemen. Ook Groot-Brittanje gaf daaraan in het algemeen zijne goedkeuring in een rondgaand schrijven van lord Castlereagh van 19 Januarij 1821.