Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kinkhoest

betekenis & definitie

Kinkhoest (tussis quinta) of slijmhoest is een eigenaardige hoest, die zich met buijen openbaart, — veelal bij kinderen, en meer nog bij meisjes dan bij jongens. Zij ontstaat niet door het vatten van koude, en de kinderen van rijken staan er evenzeer aan bloot als die der behoeftigen. Terwijl zij in de keerkringslanden niet waargenomen wordt, komt zij in midden-Europa veelal epidemisch voor. Zij heeft 3 tijdperken.

Gewoonlijk ontstaat zij gedurende een toestand van volkomene gezondheid of ook als voortzetting van eene koortsachtige uitslagziekte, — en wél in de gedaante van eene verkoudheidshoest, waarbij het kind lusteloos wordt en een opgezet gelaat en roode oogen heeft. Die hoest wordt allengs stootend en droog en vertoont zich bij tusschenpoozen. Dit tijdperk duurt 8 tot 20 dagen. Daarna wordt de hoest krampachtig, terwijl het kind ze voelt opkomen door kitteling in de keel en spanning op de borst. De ademhaling wordt ongeregeld, en de lijder doet vruchtelooze pogingen om den aanval af te weren. Dan ontstaan kort op elkander volgende stooten van droogen, afgebrokenen, ademhaling belettenden hoest, waarbij de patiënt schier met verstikking wordt bedreigd, zooals blijkt uit het paars gelaat en de uitpuilende oogen. De ledematen zijn daarbij krampachtig gebogen en de handen klemmen zich onwillekeurig aan een of ander voorwerp vast, terwijl alle ademhalingskrachten worden ingespannen om lucht in de longen te doen dringen. Daarop volgen enkele benaauwde inademingen, en eindelijk die inademingen, waarbij de lucht wegens krampachtige zamensnoering van het strottenhoofd een eigenaardig gekraai veroorzaakt.

Nieuwe hoestbuijen doen voorts kleverig, taai slijm uitwerpen, ’t geen wel eens met braking gepaard gaat. De opstijging van bloed is daarbij zoo sterk, dat neus-, longen- en maagbloedingen tot de niet ongewone verschijnselen behooren en er zelfs bloeduitspattingen ontstaan aan de onderste oogleden of in het wit der oogen. Tevens is de huid bleek, tanig en met koud zweet bedekt, de pols klein en de krampachtige toestand der ademhalingswerktuigen van zoodanigen aard, dat ook andere ligchaamsdeelen daardoor worden aangedaan. Zulk een aanval duurt 2 tot 5 minuten en komt na verloop van één of twee uur terug, — dikwijls ook door gemoedsaandoeningen te voorschijn geroepen. Dit tijdperk duurt gewoonlijk 3 weken, maar kan ook maanden aanhouden.

Daarna worden de aanvallen zeldzamer, de krampachtige verschijnselen minder hevig, en het slijm ontvangt eene gele of groenachtige kleur. Dit laatste tijdperk duurt doorgaans slechts 8 tot 10 dagen. De neiging tot krampachtig hoesten blijft echter wel eens een half jaar of een jaar daarna bestaan. De kinkhoest zelf is niet gevaarlijk, maar kan aanleiding geven tot hersen- en long-ontsteking. In den regel lijdt men slechts eenmaal aan kinkhoest.

De geneeskundige vermag weinig tegen kinkhoest. In het tweede tijdperk worden met verschillend gevolg verdoovende middelen toegediend. Men geve den lijder vooral goed en gemakkeiijk verteerbaar voedsel en houde hem niet te warm. De opene lucht bekomt hem doorgaans beter dan eene verwarmde kamer of een broeijend bed.

< >