Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Jugurtha

betekenis & definitie

Jugurtha, koning van Numidië, was een zoon van Mastanabal, den onwettigen zoon van Masinissa. Hij ontving aan het Hof van zijn oom Micipsa, den opvolger van Masinissa, tegelijk met zijne neven Adherbal en Hiëmpsal, eene zorgvuldige opvoeding, bezat een schoon en sterk ligchaam en vormde zich reeds vroeg tot krijgsman. Vóór Numantia, werwaarts Micipsa, die voor hem begon te vreezen, hem in 134 vóór Chr. tot hulp der Romeinen gezonden had, verwierf hij door zijn beleid en moed de achting van laatstgenoemden, inzonderheid die van hun veldheer Scipio. Na zijn terugkeer zocht Micipsa hem door welwillendheid aan zich te verbinden, bepaaldelijk door hem als kind aan te nemen en aan hem hetzelfde regt op de kroon te schenken als aan zijne beide zonen.

Jugurtha’s heerschzucht bleek al ras na den dood van zijn weldoener. Reeds in 116 vóór Chr. liet hij Hiëmpsal ombrengen. Adherhal nam de wijk naar Rome, doch de derwaarts door Jugurtha afgevaardigde gezant wist door omkooperij de meerderheid van den Senaat voor zijn meester te winnen. Het Romeinsche gezantschap , dat, met Lucius Opimius aan het hoofd, naar Numidië vertrok om zich van den staat van zaken te vergewissen, verontschuldigde, door Jugurtha overgehaald, den moord van Hiëmpsal en gaf bij de verdeeling van Numidië onder Adherhal en Jugurtha aan dezen het beste gedeelte. Na het vertrek der gezanten deed Jugurtha een inval in het gebied van Adherhal, veroverde, in strijd met den herhaalden raad der Romeinen, in 112 de stad Cirta, waar Adherhal zich bevond, en doodde zoowel dezen als een aantal aldaar gevestigde Romeinen. Toen dreef de tribuun Mummius te Rome door, dat aan Jugurtha de oorlog zou worden verklaard. Dit geschiedde, en de consul Lucius Calpurnius Piso Bestia en zijn legaat de oud-consul Marcus Aemilius Scaurus voerden dien met goed gevolg, totdat zij beiden door Jugurtha werden omgekocht. Intusschen werd de vrede te Rome niet bekrachtigd, maar Jugurtha, op voorstel van Mummius, naar Rome ter verantwoording opgeroepen.

Hij verscheen, maar toen hij rekenschap zou geven van zijn gedrag, legde de tribuun Gajus Baebius, dien hij omgekocht had, hem het stilzwijgen op, zoodat er geene beslissing volgde. De overmoed van Jugurlha was zoo groot, dat hij Massiva, een onwettigen zoon van Gulussa, een broeder van Micipsa, in wien hij een mededinger meende te zien, liet vermoorden. Toen hij vervolgens, beschermd door het topgezegd vrijgeleide, ongedeerd uit Rome vertrok, zag hij, naar men verhaalt, meermalen om, zeggende: „Die stad is veil en zal eerlang ondergaan, zoodra zij een kooper vindt.” De oorlog tegen Jugurtha (meesterlijk door Sallustius beschreven) werd in 110 door den consul Spurius Postumius Albinus voortgezet zonder de gewenschte gevolgen op te leveren, — ja, toen hij vertrok, gelukte het Jugwrtha in 109 diens broeder Aulus Postumius met het leger te omsingelen en onder het juk te doen doorgaan. Quintus Caecilius Metellus, die zich nu als consul naar Numidië begaf, bleef echter ontoegankelijk voor alle aanbiedingen der omkooperij. Jugurtha leed tegen hem de nederlaag aan de rivier Muthul, en zag in 108 na een tweeden veldslag en na de verovering van Thala zich genoodzaakt, de vlugt te nemen naar den Mauritaanschen koning Bocchus.

Nadat Metellus op aandrang van Marius teruggeroepen was, voerde laatstgenoemde oorlog tegen Jugurtha en Bocchus. Deze werd bij Cirta (107) en een jaar later nogmaals geslagen , waarna hij Jugurtha aan Hulla, den quaestor van Marius, uitleverde. Bij den triumf, dien Marius den 1sten Januarij 104 te Rome vierde, behoorde Jugurtha tot de gevangenen. Hij werd voorts in den kerker geworpen om er den hongerdood te sterven.

< >