Herzegowina (Hertogsland), in het Turksch Hersek, het zuidelijkste en zuidwestelijkste gedeelte van het Turksche ejaleet Bosnië, is sedert 1832 van dit laatste gescheiden en grenst ten noorden en oosten aan Bosnië, ten zuiden aan Montenegro, en ten westen en zuidwesten aan Dalmatië, en paalt voorts op 2 plaatsen aan de Adriatische Zee, namelijk aan de uiterste zuidpunt met de smalle landtong Sutorina aan de baai van Cattaro, en verder noordwestwaarts met de wat breedere landstreek van Porto-Klek achter het schiereiland Rat (Sabioncello). Het zuidwestelijk gedeelte, tot het stroomgebied der Narenta behoorend, gelijkt op het kustland van Dalmatië. Het noordwestelijk gedeelte daarentegen, het stroomgebied van den bovenloop der Drina, waar zich de Dormitor (2500 Ned. el) als de hoogste bergtop des lands verheft, vormt in alle opzigten den overgang tot de Bosnische bergstreek. In het algemeen is Herzegowina een groot ketellandschap, met talrijke ketelvormige dalen in het midden.
De uitgebreidheid van het geheele landschap is 302 □ geogr. mijl, en het aantal inwoners bedraagt ongeveer 300000, van welke de meerderheid de Christelijke Godsdienst belijdt (bijna allen de Grieksch-Katholieke), terwijl de minderheid tot de Mohammedanen behoort. Het land is verdeeld in 3 gewesten (liwa’s), die men weder in districten (kaza’s) gesplitst heeft. De hoofdstad Mostar, aan de beide oevers der Narenta en aan den voet van den Welesj gebouwd, ziet er niet ongunstig uit; zij is de zetel van een vizier, van een mufti, sedert 1778 ook van een Griekschen metropolitaan, en telt ruim 20000 zielen. Andere belangrijke steden zijn er Trebinje met 3000 en Fotsja met 10000 inwoners, — voorts heeft men er de vestingen Stolatz en Kolasjin.
Herzegowina vindt men, evenals Bosnië, reeds in de 9de eeuw als een afzonderlijk landschap vermeld, hetwelk den naam droeg van Zachloem en derwaarts getrokken Serbiërs tot bewoners had. Hun Vorst was onderworpen aan den Koning van Slovinië. Later verviel het land aan de grootvorsten van Rascië, in 1154 aan den banus van Bosnië, in 1197 aan Andréas, koning van Hongarije, en na velerlei omwentelingen in 1326 weder aan Bosnië. In 1440 verwierf vorst Stephanus, bijgenaamd Kosaca, van keizer Frederik den hertogstitel, en na dien tijd droeg het land den naam van Herzegowina of van St. Saba naar zijn beschermheilige.
In 1463 werd het schatpligtig aan de Turken, in 1483 aan deze geheel onderworpen, in Hersek herschapen en met Bosnië vereenigd. Eerst in 1832 verhief sultan Mahmoed Herzegowina tot een afzonderlijk vizierschap, om dit als belooning aan een zijner veldheeren te schenken. Evenals de inwoners van Bosnië, zijn ook die van Herzegowina meermalen tegen de regéring opgestaan, hiertoe aangespoord door de harde bejegening, die zij van den Turkschen adel en van de Turksche ambtenaren moesten ondervinden. Dergelijke bewegingen zijn wegens de nabijheid van Montenegro voor de Porte niet zonder gevaar.