Henckel von Donnersmarck is de naam van een oud grafelijk geslacht, in Silezië gevestigd. Het ontleent zijn oorsprong van den Hongaarschen graaf von Thurzo en zijn naam van het vlek Csötörtökhely of Donnersmarck. Vrijheer Lazarus Henckel, Keizerlijk geheimraad en directeur der mijnen, verhoogde het aanzien van zijn Huis doordien hij de heerlijkheden Beuthen en Oderberg verwierf. Zijn zoon Lazarus II werd in 1651 door keizer Ferdinand III in den rijksgravenstand opgenomen.
Zijn oudste zoon Elias (geboren 1603, ✝ 1667) werd de stichter der lijn Oderberg, welke in 1803 is uitgestorven, en zijn derde zoon, graaf Georg Friedrich, die van de lijn Beuthen, welke thans nog bloeit. Laatstgenoemde (geboren 1611, ✝ 1671) erfde het tweede gedeelte van de heerlijkheid Beuthen, namelijk Tarnowitz-Neudeck. Zijn oudste zoon Leopold Ferdinand (geboren 1640, ✝ 1699) werd de stamvader der R. Katholieke lijn Beuthen, en zijn volgende zoon Karl Maximilian (geboren 1645, ✝ 1720) die van de Evangelische lijn Tarnowitz-Neudeck. Het hoofd van de oudste lijn, welke in Silezië uitgestrekte bezittingen heeft, is graaf Karel Hugo Lazarus Anton Henckel, geboren den 26sten April 1811. — Tot de jongere lijn, in 2 thans nog bloeijende takken verdeeld, behoorde graaf Victor Amadeus Henckel, geboren in 1727, die zich vooral in den Zevenjarigen Oorlog onderscheidde, als luitenant-generaal in 1793 overleed, en een „Militärischer Nachlasz” achterliet, welke in 1847— 1849 in 2 dln is uitgegeven, alsmede zijn zoon graaf Wilhelm Henckel (geboren in 1775, ✝ in 1849), desgelijks luitenant-generaal bij het Pruissische leger. Het tegenwoordig hoofd van den ouderen tak dezer lijn is graaf Leo Amadeus Maximilian Henckel, geboren te Merseburg den 8sten Januarij 1829, — en van den jongeren tak graaf Guido Henckel, geboren den 10den Augustus 1830. Laatstgenoemde is vrijheer van Oberbeuten, voert den titel van excellentie en behoort tot de erfelijke leden van het Huis der Heeren in Pruissen.